Het verhaal gaat als volgt. Op 16 juli wilde Henry Louis Gates, hoogleraar Sociale Studies te Harvard, zijn huis binnenkomen. Mooi huis in een nette buurt, als Harvard professor kun je je wel wat veroorloven. Misschien ook een goede deur en een goed slot, want daar ging het een beetje mis: hij kreeg zijn voordeur niet open. Hij wrikken en duwen, en de buren denken dat er wordt ingebroken.
Ook al zo vreemd, kennen de buren elkaar dan helemaal niet? Gates is bovendien een opvallende verschijning: zwart, klein van stuk en licht hinkend, daarom loopt hij met een stok. Afijn, doet niet ter zake: de buren bellen de politie, wat even duurt, en professor Gates is intussen al binnen. Politieman belt aan en vraagt naar zijn identiteitspapieren.
Ai, moet je met Gates niet doen, want ook al loopt hij een beetje mank, hij heeft een heel erg kort lontje. Maar hij toonde zijn papieren en vertelde dat hij hoogleraar te Harvard is, wat onze politieman natuurlijk absoluut niets zei. Of hij naar buiten wilde komen. Weigerde Gates eerst. Er vallen over en weer harde woorden, Gates zegt zelfs dat de politieman niet gelooft dat hij echt hier woont omdat hij zwart is. Maar dan komt Gates toch buiten (ik zou dat nooit hebben gedaan trouwens), waarop de politieman hem in de boeien slaat en hem meeneemt naar het bureau. Waarom? Ordeverstoring. Ach, daar komt elke agent mee weg. Want wat is orde nou helemaal, en wat is verstoring?
Mij overkwam ook iets dergelijks, een paar jaar geleden in Amsterdam. Ik was onderweg naar de parkeergarage en zag een politieman een meisje op haar fiets aanhouden, kennelijk vanwege een niet goed functionerend achterlicht. Ik bleef nieuwsgierig kijken. De politieman zei dat ze van haar fiets moest afstappen, wat ze weigerde. Geeft u me maar een bonnetje, zei ze, en het klonk mij verder niet brutaal in de oren, eerder bedeesd. Hij begon aan haar arm te trekken, waarop ik zei: ‘Pardon meneer, een automobilist krijgt zijn bekeuring toch ook gewoon terwijl hij in zijn auto zit?’ De agent keek zuur en sommeerde mij door te lopen. Waarop ik, iets te bijdehand, zei: ‘Waarom? Ik moet toevallig juist hier zijn.’
Oef, had ik niet moeten doen. Want het volgende moment werd ik door zijn collega, die ik niet eens gezien had, tegen de rolluiken van een winkel gesmeten en in de boeien geslagen. Ik hoorde ze nog overleggen: waarom doen we dit? Ordeverstoring. Tja. Het meisje op de fiets mocht weg, ze moesten nu mij hebben.
Zal ik eerlijk zijn? Ik vond het eigenlijk best spannend. Zoiets had ik alleen in films gezien, nu ging ik het in het echt meemaken. Op het bureau werd ik nogal overdreven hardhandig tegen een muur geduwd alsof ik het postuur heb van een kloeke vuurwapengevaarlijke gangster (de waarheid is: 1.62 meter, 53 kilo), uitgebreid gefouilleerd, van riem en schoenen afgeholpen en in een cel geduwd. Ordeverstoring moest je ernstig nemen. Toen gingen alle agenten ergens gezellig koffie drinken.
Een paar uur later werd ik weggestuurd, met als bijkomend ongemak dat ik niet wist waar ik precies was, nergens een taxi kon vinden, terwijl ook de parkeergarage al gesloten was. Ik had een meisje op een fiets gered, maar ridderlijkheid heeft een prijs.
Maar goed: terug naar Henry Louis Gates. Zijn stelling was dat hij zo werd behandeld omdat hij zwart was. Ik weet niet of ik zo werd behandeld omdat ik zwart ben, nou ja, beetje bruin, maar het was niet de beste buurt in Amsterdam waar het allemaal gebeurde. En wat zegt Ian Buruma, één van de bekendere schrijvers van Nederland, in NRC Handelsblad van 5 augustus? Dat professor Gates overgevoelig was geweest. Ik dacht eerst dat het een compliment was, er is al zo weinig gevoel in de samenleving, en als je er te veel van hebt moet je dat delen. Daarom toch had ik me met dat meisje op de fiets bemoeid? Pure, zuivere overgevoeligheid.
Maar zo bedoelde Ian Buruma het niet. Hij bedoelde dat Gates zich had aangesteld. Dat hij zich had moeten inhouden en niet moest zijn begonnen over ras, en zeker geen termen als raciale profilering moest gebruiken. Want dat is een zware beschuldiging, althans in Amerika.
Hier niet. Raciale profilering is in Europa de gewoonste zaak van de wereld. Ik kan het weten. Ik reis veel, en nog nooit ben ik op een luchthaven niet uit de rij gehaald.
Maar ik moet me niet aanstellen, zoals Ian Buruma bedoelt. Een beetje uit de rij gehaald worden, in de boeien worden geslagen, in een cel gegooid, daar moet je allemaal niet te gevoelig voor zijn. Zo is het leven nu eenmaal, zegt deze blanke schrijver over het voorval met een zwarte man. We moeten ermee leren leven, is de wijze les.
Anil Ramdas presenteerde in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ. Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij was correspondent voor NRC Handelsblad. Zijn boek, Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, verscheen in 2009. Anil Ramdas reflecteerde op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media.