Eerlijkheid en fatsoen

door Anil Ramdas

Datum 2 februari 2011

Als amateurantropoloog heb ik de indruk dat er in de Lage Landen de afgelopen twintig jaar een duidelijke verschuiving heeft plaatsgevonden. In de loop der jaren werd fatsoen als oneerlijkheid betiteld, je moest vrij zijn om de waarheid te spreken: ‘Ik zeg wat ik denk, en ik doe wat ik zeg. At your service!’ Hoe komt het dat ‘eerlijkheid’ boven ‘fatsoen’ staat? Al van kinds af vroeg ik het iedereen die op mij overkwam als wijzer of slimmer – dat vond ik zowat van alle grote mensen, schoolmeesters, ooms en tantes, vrienden van mijn ouders, de man die bij ons de dakgoot kwam repareren – aan iedereen die meer leek te weten vroeg ik: wat is beter, eerlijk zijn of netjes zijn?

Ik kende het woord fatsoen nog niet, maar het viel aardig samen met mijn invulling van netheid. Niet alleen gewassen zijn en schone kleren aanhebben, maar ook vriendelijkheid, beleefdheid, het vermijden van ruwheid of platheid. Mijn vader verzon voor intieme lichaamsdelen en zelfs voor bepaalde handelingen eigen woorden. Jongens hadden geen pik of piemel of plassertje, maar een ‘tettie’. Dat klonk liever. We gingen niet poepen of zelfs niet naar de wc voor een grote boodschap, we gingen ‘chi chi’ doen, afgeleid van het Indiase ‘chi’, wat zoiets betekent als ‘bah’.

Maar iedereen die ik het vroeg, zei dat eerlijkheid belangrijker was dan fatsoen.

In mijn huidige hoedanigheid van ‘godsdienstcorrespondent’ van NRC Handelsblad, waarbij ik tweewekelijks allerlei geloofsgemeenschappen bezoek en beschrijf, ontmoet ik veel vooraanstaande mensen in de spirituele wereld aan wie ik nog steeds vraag wat belangrijker is: eerlijkheid of fatsoen. En vrijwel allemaal zeggen nog altijd: eerlijkheid.

Eerlijkheid heeft een smalle betekenis en een brede. En die is zo breed, dat er in Wikipedia niet eens een lemma staat voor eerlijkheid. Wel voor fatsoen.

In de smalle betekenis is eerlijkheid precies wat ik als kind al dacht: niet jokken, de waarheid niet verdraaien, maar ook zoiets als ‘eerlijk delen’. Ik herinner me dat ik extreem eerlijk was tegen een vriendje, toen ik een jaar of zeven moest zijn geweest. Als we een koekje deelden gaf ik hem altijd het grotere stuk. Strikt genomen is dat geen eerlijkheid meer, maar behaagzucht of medelijden. Het was namelijk een arm jongetje.

Ik sprak laatst een vriend die net in New York was, waar de film ‘The Invention of Lying’ al in première is gegaan; geschreven, geregisseerd en gespeeld door onze gemeenschappelijke lievelingskomiek Ricky Gervais. U kent hem wel van Britse series als ‘The Office’ en ‘Extra’s’. Hij is de meester in wat men embarressment humor noemt. Nu probeert Gervais het voor het eerst in Hollywood en het is volgens mijn vriend niet helemaal geslaagd.

Maar het gegeven is meesterlijk: stel dat het woord leugen niet was uitgevonden, dat bedrog niet bestond, dat alles wat we zeiden precies overeenkwam met wat we vonden en dachten en voelden. Je zou er in hilarische situaties van terecht komen: de ober die – terwijl hij de bestelling opneemt –  ronduit zegt dat hij zijn werk haat, het meisje dat bij het eerste uitje zegt dat ze nooit met je naar bed zou gaan. Totdat iemand de leugen ontdekt, iedereen in de maling neemt en uiteindelijk zelfs als een godheid wordt gezien omdat hij zo aardig is en zulke mooie vooruitzichten biedt.

Dat is ook de reden waarom de film volgens mij in de VS niet zo goed is ontvangen: Ricky Gervais heeft de neiging om een beetje te spotten met het geloof. Hij maakte zijn doorbraak door op een podium in Engeland de bijbel voor te lezen en te doen alsof alles wat er stond waar was: God schiep hemel en aarde. En toen schiep hij licht. Ziet u hoe knap God is, zei Gervais. Hij schiep hemel en aarde in het donker!

Ik denk niet dat eerlijkheid in alle culturen boven fatsoen staat. In India bijvoorbeeld, zegt men nooit ‘nee’. Vraag aan de taxichauffeur of je in een half uur op de luchthaven kunt zijn. Hij zegt ja, maar bedoelt dat het moet kunnen, maar het blijkt niet te kunnen en je mist je vlucht. Vraag aan de kleermaker of het jasje smaller kan worden gemaakt. Ja, zegt hij. Vraag hem dan of het breder kan worden gemaakt. Hij zegt dan weer ja. 

Fatsoen staat hoger dan eerlijkheid, en het is niet fatsoenlijk om iemand teleur te stellen.

Als amateurantropoloog heb ik de indruk dat er in de Lage Landen de afgelopen twintig jaar een duidelijke verschuiving heeft plaatsgevonden van de nadruk op fatsoen naar de nadruk op eerlijkheid. Met twee woorden spreken, niet tutoyeren, geen ruwe woorden gebruiken, dat soort dingen. In de loop der jaren werd dat als oneerlijk betiteld, je moest vrij zijn om de waarheid te spreken. Tot het punt waarop Pim Fortuyn kwam: ‘Ik zeg wat ik denk, en ik doe wat ik zeg. At your service!’

Eerlijkheid, vrijheid, jezelf zijn, alles kunnen en mogen zeggen, op zich is dat mooi, totdat het uit de hand loopt en elk gesprek ontaardt in een scheldpartij.

Eerlijkheid en grofheid lijken met elkaar te versmelten, als je op straat luistert, naar televisie kijkt en helemaal als je het internet opgaat. Fatsoen wordt gezien als lafheid, zoals Geert Wilders het zegt. Hij praat er niet om heen, hij gebruikt geen zalvende woorden, hij spreekt de harde waarheid, met de nadruk op hard.

Misschien heeft men mij al sinds mijn kindertijd verkeerd geïnformeerd en staat fatsoen toch hoger dan eerlijkheid. Niet het fatsoen zoals geformuleerd in Wikipedia, ‘het [á la Balkenende] voldoen aan geldende normen en waarden’, maar fatsoen als in ‘het voorkomen van kwetsuur’.

De Israëlische filosoof Avishai Margalit schreef er een prachtig boek over: The Decent Society (1996), in het Nederlands vertaald als De Fatsoenlijke Samenleving (2002), waarin hij als het belangrijkste menselijke streven ‘het voorkomen van pijn’ noemt. En ‘het voorkomen van vernedering’ ziet hij als goede tweede. In een fatsoenlijke samenleving probeert men anderen niet onnodig te vernederen, te beledigen, te krenken. Eerlijkheid is ook belangrijk, je moet de ander niet voorliegen, maar je kunt ook proberen de juiste woorden te kiezen. De ander niet te vernederen. Fatsoenlijk te blijven.

Die arme Geert Wilders. Als je het zo hoort moet hij al sinds zijn kindertijd denken dat de volwassenen gelijk hadden. Dat eerlijkheid boven fatsoen staat.

 

Anil Ramdas presenteerde in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ. Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij was correspondent voor NRC Handelsblad. Zijn boek, Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, verscheen in 2009. Anil Ramdas reflecteerde op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media.