Een vergadering
‘Ik ben grote voorstander van een nieuw systeem,’ zegt een man van rond de veertig in een donkerblauw pak. ‘Het huidig systeem is verschrikkelijk ouderwets, ik denk niet dat we ook nog maar enigszins kunnen stellen dat vandaag na gisteren komt, de veronderstelling die daarachter schuilgaat is compleet belachelijk geworden.’ Twaalf mensen zitten rond een grote, ronde, houten tafel in het midden van een kamer met een zwart-witte vloer en drie wanden volgestouwd met boeken opgesloten in glazen kasten. Een wat oudere man, van een jaar of zestig in een bruin, ribfluwelen pak, schrijft alles op.
‘Ik weet het niet,’ zegt een andere man van rond de veertig, met een bril die te groot is voor zijn hoofd. ‘Is het huidige systeem niet gewoon het handigste?’ In de kamer hangt de muffe, zweterige lucht van lange en hoge concentratie die alleen wordt opgemerkt bij het verlaten en opnieuw binnenkomen ervan, en dat is al heel lang niet meer gebeurd. Aan de vierde wand van de kamer, de enige die niet bezet is met boeken, hangt in het midden een enorm schilderij van een man met een lange grijze baard die ooit zo belangrijk was dat men heeft nagelaten het portret van een naam te voorzien, die niemand zich nu echter nog kan herinneren. Links en rechts van het portret zijn grote ramen die net niet tot aan de grond reiken en uitkijken op straat, aan het linkerraam staat een ramenwasser op een ladder, op de stoep fietst net een kleuter tegen een boom aan en begint te huilen. Niemand in de kamer merkt het op.
‘Gewoon het handigste?’ Een jongeman die een beetje was ingedut schiet verontwaardigd recht. ‘Handig? Er staat zoveel op het spel en jij hebt het over “handig”?’
‘Nee, ik wilde alleen zeggen dat –’
‘Vind je dat nu de belangrijkste waarde om een systeem aan op te hangen?'
‘Niet de belangrijkste nee, maar je moet toch –’
‘Niets is bovendien gewoon het handigst, achter wat wij nu “gewoon” en “handig” noemen gaan een hoop ideologische veronderstellingen schuil, dat weet vandaag toch ook –’’
‘We vinden spreken over middeleeuwen denigrerend,’ onderbreekt de man in het blauwe pak, die de meest gezaghebbende is van de groep en steeds de licht ontvlambare discussie met zijn woorden weet te bekoelen wanneer deze te verhit wordt. ‘We willen ons bewust worden van de naïviteit van ons vooruitgangsgeloof, we proberen aan te tonen dat “vroeger” niet “achterlijk” betekent, dan moeten we de consequenties daarvan voor onze tijdsrekening ook maar aanvaarden.’ Er wordt instemmend geknikt en gemompeld. ‘Dat neemt natuurlijk niet weg dat een systeem ook bruikbaar moet zijn.’