een stad zonder dichter
wie bezingt de straten
de huizen
wie begeleidt de wandel
vangt ontmoetingen
in een paginalang vers
in een buurtdialect
of wijkaccent
wie siert de muren
kust de tegels
wie ziet de tramconducteur
op haar laatste rit
leest in het patroon van de straten
een atlas van gebeurtenissen
wie roemt de
zowel de torens
de monumenten
als ook de eenzamen
dwingt de veiligheid van studentes af
luidt herdenkingen in
bevraagt de openbaarheid van ruimtes
wie spreekt
en stapt er
in de voetsporen van
alle stadsomroepers
troubadours
de reizende barden
rederijkers
en minnezangers
over de strijd en de vrijheid
de hoop en de schoonheid
het verleden, droomt over
de toekomst
verbeeldt de ideale stad
rijmt op het ritme
van haar hartslag
maakt van de stad een klankkast
verzorgt de soundtrack
van de inwoners
wie weet taal te vinden
voor een kakofonie aan stemmen
maakt alle inwoners tot buren
of het nou je moederstad
vaderstad
of stiefstad is
waar de stad haar pijn toont
wil ze weer zacht gedicht worden
en biedt de dichter wat troost
waar het verval ernstig is
zet de dichter de stad in steigers
en smeedt bondjes tussen mensen
nachtdieren en
een rij bomen
die zich al eeuwen
over een plein buigen
en klopt een enkele keer aan
bij nummer 37
omdat daar iemand net iets
te alleen voor het raam zit
in een poging
de stad tot huiskamer te maken
zal de dichter het stadhuis
tot vloerkleed schrijven
en als het nodig is
de stad tot rust manen
door alle klokken
even stil te zetten
de tegels weg te halen uit achtertuinen
de inwoners meer te laten zijn dan mos
tussen de tegels
maar de chroniqueurs te maken
van hun eigen woonplaats
maar weet ook dat de stadsdichter
aan het einde van de termijn
de stad weer oprolt en meeneemt
want de stad bezingen
in minstens zes verzen per jaar
kan voor altijd verbinden
en de enige uitweg is
een andere stad als schatje nemen
en net zo lief te hebben
alleen daarom zou er altijd
een stadsdichter moeten zijn
die zal de stad altijd iets glorieuzer achterlaten
dan hoe die haar aantrof