Vele jaren later ontmoette ik S. weer. Ze was inderdaad uiteindelijk op kamers gegaan, het had tot heftige ruzies geleid, haar ouders hadden haar voor hoer uitgemaakt en ze hadden gezegd dat ze hun dochter niet meer was. Maar S. had het getrotseerd. Niet op brutale of ongevoelige wijze, ze had nachtenlang gehuild op haar studentenkamer met dat kratje bier op balkon en ze had heel vaak zo graag terug naar huis gewild, bij haar moeder onder de dekens kruipen, met haar zusje ruzie maken op het stapelbed. Maar ze had doorgezet, ze had bereikt wat Virginia Woolf alle vrouwen toewenste.
En dat vriendje, vroeg ik voorzichtig. Misschien had ik het haar niet moeten vragen, want ik had een afspraak. Maar na zo’n vraag moet je je afspraken natuurlijk afzeggen. We gingen zitten op een terrasje, zo’n lullig overdekt terrasje in een overdekt winkelcentrum in Buitenveldert, waar ik haar was tegengekomen.
‘Leg me één ding uit’, zei ze: ‘wat bezielt de jongens van tegenwoordig? Ze willen met je uit, ze willen dansen, samen wat drinken, daarna zoenen en vervolgens als vanzelfsprekend neuken. Leg me uit wat ze bezielt.’ Zo, daar was ik mooi klaar mee. Ik zei onsamenhangende dingen als ‘zo is de Westerse jongerencultuur nou eenmaal’, waarop ze tegenwierp: ‘Westerse cultuur mijn reet.’
Ja, S. lette niet zo op haar woorden, een kamer voor zichzelf is niet altijd het beste voor sommige meisjes. ‘Die jongens durven geen enkele vorm van commitment aan, ze willen vrij zijn en toch vrijen, ze willen zelf niet eens eerst echt maatjes worden. Dat kan ik niet, ik ben in die zin verdomme wel gewoon een Marokkaans meisje. Ik ga niet na een avond stappen per definitie met je naar bed. Ik wil niet per se meteen een steady relatie, ik wil heus niet eerst verloving en dan seks, maar dit gaat me toch ook te ver. Waarom is er geen middenweg, dat je elkaar kunt leren kennen, langzaam, elkaar kunt vertellen over je leven, je voorliefdes, je verwachtingen, je ervaringen. En intussen een beetje zoenen, oké, maar niet meteen poedelnaakt en hijgen.’
Tja, dit was niet blauw of turquoise, dit was fuchsia of magenta. Dit was een hoogst eigenaardige culturele vermenging die je alleen maar een gloednieuwe etniciteit kunt noemen. Precies zoals Stuart Hall het bedoeld had.
Die nieuwe etniciteiten ontstaan en veranderen voortdurend, in de moderne multiculturele wereld zoals wij die kennen. De identiteiten die zich daarin voordoen zijn wankel en fragiel, ze donderen om, breken, en uit de restanten ontstaan geheel nieuwe dingen.
Dit zijn spannende tijden, zoals men ziet. Cultuuronderzoekers weten zich geen raad met de snelheid waarmee modes en genres en woorden en uitdrukkingen en stijlen en gedachtepatronen en zedelijke houdingen en normen en waarden komen en gaan en andere gedaanten aannemen en andere combinaties vormen.
Antropologen van vroeger waren geluksvogels, omdat de gemeenschappen die ze bestudeerden redelijk statisch waren. Er waren keiharde tradities, vastigheden. Al die vastigheden vervluchtigen, zoals Marx zei.
En het is niet alleen gunstig, dat steeds weer ontstaan van nieuwe etniciteiten. Soms is het zelfs eng en gevaarlijk. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat met de opkomst van de PVV van Wilders ook een nieuwe etniciteit ontstaat onder de blanken van Nederland. De culturele kenmerken van deze nieuwe etnische stam is complex: er is moslimhaat, er is angst voor de globalisering, er is een verheerlijking van een verleden dat er nooit was geweest, namelijk de tijd toen Nederland een volstrekt monoculturele samenleving was, er is boosheid op jongeren en op de jongerencultuur, er is een verlangen naar huiselijkheid, naar ouderwetsheid, er is angst voor verandering. Maar deze PVV-aanhangers willen tegelijkertijd wel op vakantie, liefst naar Alanya en Marmaris en Marrakech en Agadir, ze willen wel een goede shoarma eten na een avondje stappen, van kroeg naar kroeg, waar ze Andre Hazes draaien.
Ja, u was bang dat ik er niet op terug zou komen, op dat prachtige levenslied. Maar die tekst spreekt boekdelen, als men culturen en vermengingen wil bestuderen: de man zat in een discotheek. Dat was lang geleden. De discotheek ontstond in 1941, toen in Parijs La Discothèque werd geopend, aan de Rue de la Huchette, op loopafstand van de metrohalte Saint-Michel, een dansgelegenheid waar geen livemuziek te horen was, maar plaatjes werden gedraaid; en de livemuziek ontbrak, omdat de meeste musici zwart waren of Joods, en Frankrijk ontvluchtten vanwege het Vichy-regime. Langzaam won de discotheek aan populariteit in de wereld, om in de jaren zeventig onder leiding van de Bee Gees en YMCA een hoogtepunt te bereiken, en daarna gelukkig snel te verdwijnen.
De man voelde zich in die discotheek dus alleen, het was warm en druk en toch, toch was er naast hem een lege kruk. Misschien was het dus niet zo druk, maar wat rijmt er nou op kruk? Maar er is nog iets: die kruk was niet leeg omdat er nog niemand er zat, maar omdat iemand er net op gezeten had. Dat was die vrouw, die het gewoon oke vond toen hij vroeg: drink je mee. Tja, typisch westerse lichtzinnigheid, zou S. zeggen, zomaar een drankje aannemen van een wildvreemde man. En S. heeft gelijk, die wildvreemde man had niet zulke geweldige bedoelingen. Hij wilde alleen een scharreltje om de nacht mee door te brengen. En zijn gevoelens gingen helemaal niet zo erg diep: het was geen liefde, hij was niet eens verliefd, hij was maar een beetje verliefd. Of dat ook telt, als vorm van liefde, of zoiets wel bestaat, een beetje verliefdheid; je kunt toch ook niet een beetje zwanger zijn? Een beetje verliefd is een beetje gerommel van hormonen in de onderbuik, het verlangen naar seks, naar een van de meest typische kenmerken van de Westerse beschaving: de one night stand.
Maar de werkelijke clou van dit lied zit in het laatste couplet.
Jij stond op en zei / hou m'n plaatsje vrij / ik moet even weg maar ben zo terug / ach die kruk bleef leeg / tot ik in de gaten kreeg / dat je wegging zonder mij, ik was nu alleen.
Dat meisje, beste mensen, was misschien bereid een drankje aan te nemen van een vreemde man, maar daarom nog niet bereid meteen met hem naar bed te gaan. De clou is dat dit levenslied van Andre Hazes onmiskenbaar gaat over een tweede generatie allochtoons meisje. En het cynische is dat de autochtoon niet verliefd is op de allochtoon. Maar vooralsnog alleen een beetje verliefd.
Anil Ramdas presenteerde in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ. Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij was correspondent voor NRC Handelsblad. Zijn boek, Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, verscheen in 2009. Anil Ramdas reflecteerde op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media.