Maar waarom begon ik mijn verhaal met ‘Een beetje verliefd’ van Andre Hazes? Omdat ik het daarover wil hebben, over de liefde. Veel mensen denken dat de liefde tussen man en vrouw natuurlijk is, genetisch, biologisch bepaald en universeel. Dat is een misverstand. Liefde is een zeer bijzonder, vrij recent uitgevonden cultureel verschijnsel. Liefde is, net als etniciteit, een moderne constructie.
Ik heb dat, misschien wel onsuccesvol, proberen aan te tonen in mijn boek over India onder de titel Zonder liefde valt best te leven. In India worden de meeste huwelijken gearrangeerd. De cijfers schommelen tussen 70 en 90%. Bij een gearrangeerd huwelijk wordt de partner gekozen door de ouders. Op grond van uiteenlopende criteria: kaste is een belangrijke, net als grondbezit en de astrologische antecedenten, maar steeds meer ook het vermogen, de opleiding en de maatschappelijke status. En o ja, schoonheid, op schoonheid wordt ook gelet, zij het meer bij die van de meisjes dan bij die van de jongens.
U zult zeggen: liefde wordt al uitgebreid beschreven in de oudste mythologische werken als de Mahabharata en de Ramayana. Maar de liefde die God Rama koesterde voor zijn vrouw Sita, leek meer op trouw en eerbied dan op de liefde die wij in de moderne maatschappij kennen. En de liefde van Krishna voor Radha was al helemaal dubieus, omdat Radha een getrouwde vrouw was en Krishna nu eenmaal onweerstaanbaar sexy.
U zult misschien ook zeggen: dat geldt voor India misschien, Indiërs zijn nu eenmaal rare mensen. Dat klopt misschien, maar het ontbreken van liefde zie je in de verre meerderheid van culturen van de wereld. Nu pas maken liefde en verliefdheid zoals wij die kennen een opmars, dankzij de globalisering en de opmars van de Westerse cultuur via film en televisie. Net zoals allerlei andere typisch Westerse verschijnselen zich verspreiden in de wereld, zoals depressie, ADHD en burnout. Om over borderline maar te zwijgen.
Afijn: de liefde. Tien jaar geleden leerde ik een meisje kennen, ik zal haar aanduiden met de letter S. Haar vader kwam uit het Rifgebergte en had hier gewerkt in de bouw. Nu was hij versleten en bracht hij zijn dagen door in het theehuis, en zijn avonden op de bank voor de televisie. Het gezin van vijf kinderen had het niet breed, maar ook niet extreem smal. Ook nu, nu hij van een WAO moest leven, wist hij dankzij zijn contacten in het theehuis vrijwel dagelijks iets lekkers mee naar huis te nemen. Lekkers, in de zin van een krat tomaten, een krat druiven, een krat sinaasappelen. Soms een grote zak met gloednieuwe damesschoenen. En met enige regelmaat wist hij zijn inkomen aan te vullen, waarmee hij zijn gezin jaarlijks naar zijn dorp in Marokko bracht, in een busje met de spreekwoordelijke gordijntjes.
Ik ontmoette S. tijdens een breekpunt in haar leven. Ze was de oudste en ze kon goed leren, ze deed nu een academische studie. Maar voor het eerst in haar leven ging ze niet mee naar het dorp in de zomer. Ze had tegen haar ouders gezegd dat ze veel tentamens had waar ze voor moest studeren. En nu zat ze hier met mij op het terras een glaasje wijn te drinken. Ik zag haar vaak, maar ik wist dat ze niet graag vragen beantwoordde. Zo nu en dan zei ze spontaan iets, en daarmee moest ik het doen. Ik was bezig hele kleine puzzels te leggen.
Dit keer zei ze: ‘Zo zou ik altijd willen leven.’
‘Hoe’, vroeg ik.
‘Nou zo, in de zon, met een glaasje koele witte wijn.’
Haar vader en moeder wisten niet dat ze dronk. Ze wisten ook niet dat ze rookte. Of het van hen niet mocht, vroeg ik.
‘Ik weet niet of het niet mag. Ze weten alleen niet dat ik het doe.’
Waarom ze het niet wisten? Omdat ze het niet vertelde. Waarom ze het niet vertelde? Omdat het ze niets aanging, zei ze eerst. Om dan te vervolgen met: ‘Nee, nu spreek ik onaardig over ze.’
Dat was het laatste dat S. zou willen doen: onaardig spreken over haar ouders. Eigenlijk was het een eigenaardige relatie tussen haar en haar ouders. Je zou soms kunnen zeggen dat het een relatie was tussen haar en haar kindjes. Want als oudste dochter die goed Nederlands kon spreken, moest ze van alles regelen en alles vertalen. Ze moest mee naar de overheidsinstanties, naar de dokter, naar de notaris en naar de bank. De dochter zorgde voor haar ouders zoals ouders voor hun dochter zorgen.
Dat is niets nieuws, het is een bekend verschijnsel in de tweede generatie allochtonen.
Maar het breekpunt in het leven van S. was niet dat ze rookte en wijn dronk, en ook niet dat ze voor het eerst niet mee was gegaan naar het geboortedorp van haar vader. Het breekpunt was dat ze uit huis wilde. ‘Ik ben 23 en doe een academische studie, verdomme’, zei ze een keer. ‘Ik wil laat thuis komen en luid mijn eigen popmuziek draaien en vrienden voor een etentje ontvangen en ik wil een kratje Bavariabier op het balkon. Net als iedereen van mijn leeftijd.’
Het leek niet veel gevraagd. Maar onmogelijk. Ze mocht pas uit huis als ze netjes getrouwd was met een Marokkaanse moslimjongen. Nee, haar ouders gingen niet zover dat ze zo’n jongen voor haar zouden uitzoeken, hoewel ze de vorige zomer, toen ze in Marokko met vakantie waren, er grappig bedoelde toespelingen op maakten. Ze mocht zelf een jongen uitkiezen, als hij maar Marokkaan was en moslim, en ze zou in de middag wel even uit mogen met hem, en misschien zelfs ’s avonds, als één van haar broertjes meeging, maar dat was het dan. Maar om te beginnen: een eigen kamer.
Waarmee we terecht komen in 1929, bij het wereldberoemde essay van Virginia Woolf, ‘A Room of One’s Own’. Meer dan tachtig jaar later verwoordde S. exact hetzelfde. Niet met hetzelfde doel misschien, want Virginia Woolf pleitte voor een autonoom kunstenaarschap voor vrouwen, die niet mogelijk was in die tijd, omdat een vrouw moest zorgen en baren en letterlijk geen ruimte kreeg voor zichzelf. S. wilde niet zozeer een autonoom kunstenaarschap, ze wilde alleen een beetje privacy. En waarom wilde ze die privacy? Om zichzelf als zelfstandig mens te hervinden, om zichzelf als vrij en denkend en handelend wezen te definiëren. De vrijheid om je gang te gaan, vrienden uit te nodigen, een kratje bier op het balkon te hebben. En willicht ook om een vriendje te hebben. Misschien geen Marokkaan, misschien geen moslim.
S. eiste het recht op om verliefd te worden. Dat was raar. S. wilde iets als moderne liefde, een Westers cultureel verschijnsel, S. was al druk bezig haar zuiverheid van zich af te schudden en daar kwam tussen zwart en wit geen grijs uit. Dat werd gewoon blauw. Of turquoise.
Anil Ramdas presenteerde in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ. Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij was correspondent voor NRC Handelsblad. Zijn boek, Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, verscheen in 2009. Anil Ramdas reflecteerde op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media.