Laten we beginnen met wat echt important is. De volgende tekst.
In een discotheek / zat ik van de week / en ik voelde mij daar zo alleen / 't was er warm en druk / ik zat naast een lege kruk / ik verlangde zo naar jou hier aan m’n zij / ja ik denk nog steeds / hoe het was geweest / toen je naast me zat hier aan de bar / ik vroeg drink je mee, dat vond jij oké / toen je proostend naar me keek werd ik zo week.
Een beetje verliefd / Ik dacht een beetje verliefd / Als ik wist wat jij toen dacht / Had ik nooit op jou gewacht / Als een kind zat ik te dromen / Deze nacht ben jij voor mij / Maar die droom ging snel voorbij.
Deze regels uit 1981 van de in zijn tijd tamelijk miskende dichter André Gerardus Hazes, werpt volgens mij een helder licht op het onderwerp van vandaag. Wat voor een man was Hazes? We weten dat hij geboren werd in de Gerard Doustraat 67 drie hoog in Amsterdam, dat hij op z’n achtste werd geïnspireerd door een optreden van BB King, dat hij in 1959 werd ontdekt door Johnny Kraaykamp Sr. Toen hij op de markt van Albert Cuyp stond te zingen omdat hij geld wilde verdienen voor een cadeau aan zijn moeder. Een volksjongen, een pure, zuivere, onvermengde Amsterdammer, van vreemde smetten vrij – ja, op die inspiratie van BB King na misschien. Hij was geliefd, hij was de held van de AVRO en de VARA en de TROS en van het nationale voetbalelftal; naar de ceremonie na zijn dood kwamen 48.000 mensen in de Amsterdamse Arena, terwijl zes miljoen tv-kijkers thuis meehuilden.
Hazes, zei ik al, staat voor zuiverheid. Hollandser kun je het niet krijgen. En toch doet hij soms denken aan een neger*. Een zwarte soulzanger. De hoed, het ongeknoopte hemd, de kettingen, in cafés maak ik mee dat rasechte creolen van Suriname aan de barjuffrouw liedjes van hem aanvragen en luidkeels meezingen.
Zuiverheid, maar toch al in de kiem bezoedeld. Dat komt, zegt de vermaarde Jamaicaans-Britse socioloog Stuart Hall, omdat zuiverheid een constructie is. Het is als aan een sushi-bar: je ziet gerechten langskomen op de lopende band en je neemt een schoteltje: dat is gewoon de lekkerste sushi. Op dat moment is dat dan ook zo. Maar het heeft iets willekeurigs, iets arbitrairs. Het is een toevallige momentopname, met de nadruk op toeval.
Welnu, zegt Stuart Hall, als zuiverheid al een constructie is, een toestand die alleen in de taal kan bestaan, en in de werkelijkheid niet voorkomt, dan geldt dat ook voor alles wat we zuiver willen noemen. Raszuiver, wat kan dat anders zijn dan een toevallige constructie. Raszuiverheid is niet vast, want ze vervluchtigt, bij het minste en geringste, zodra je er een vergrootglas boven houdt verdampt die. ‘All that is solid, melts into air’, zoals Marx in het Communistisch Manifest al aangaf. Daarmee bedoelde Marx dat alle verbanden, van familie, van stam, van dorpsgemeenschap, dat alle verbanden de mist ingaan met de komst van het moderne kapitalisme. Etniciteit is ook zo’n verband. Het lijkt echt, het lijkt vast, het lijkt betekenis te hebben. Maar zodra je het nader bekijkt, onder een microscoop plaatst, zie je losse deeltjes die alle kanten op schieten.
Stuart Hall beschreef dit allemaal in zijn magistrale essay ‘New Etnicities’ (1996), waarin hij inging op een verrassend verschijnsel in de multiculturele samenleving. Bij eerste aankomst van zwarte mensen in Engeland, werden zij gedefinieerd als black. Ze definieerden ook zichzelf als black. Want dat stond mooi tegenover white. Er was een tegenstelling, een wij en een zij, en de zwarten verenigden zich in politieke zin om zich toegang te verschaffen tot de samenleving, om hun rechtmatige plaats op te eisen, om mee te doen aan de wereld om hen heen. Het mechanisme van uitsluiting, wat nogal vaak geweten wordt aan racisme, dat mechanisme werd bestreden.
Ik zeg het een beetje voorzichtig: dat uitsluiting nogal vaak wordt geweten aan racisme, want uitsluiting hoeft helemaal geen racistische bedoeling te hebben. Vrouwen werden en worden tot nu toe ook uitgesloten. Al wat vreemd is, wordt in menselijke eenheden liever uitgesloten, omdat het nu eenmaal makkelijker is. Ook in zwarte gemeenschappen worden blanken uitgesloten. Uitsluiting is een universele neiging, alleen zijn de gevolgen voor de verschillende groepen ietsje anders. Als een blanke niet helemaal welkom is in een zwarte club, heeft dat minder vergaande politieke gevolgen dan als een zwarte niet helemaal welkom is in een blanke club. Al was het maar omdat machtige clubs, grote bedrijven, grote organisaties, heel vaak blanke clubs zijn.
Maar laten we teruggaan naar Stuart Hall: de eerste migranten, de eerste generatie in Engeland definieerde zich als black vs white. Maar al heel gauw gebeurde iets merkwaardigs. Iets wat moeilijk is uit te leggen, want intuïtief denken we: grijs. Waar zwart en wit vermengd raken, ontstaat natuurlijk grijs. Maar dat is helaas veel te makkelijk. Waar in culturele zin zwart en wit vermengd raken, ontstaat blauw. En violet. En turquoise en zalm en midlentegroen. Om over fuchsia en magenta maar niet te spreken.
Er ontstaan volgens Stuart Hall geheel nieuwe etniciteiten die geen vermengingen lijken te zijn, maar lukrake extrapolaties. Onverwachte tinten met elementen die bijna niet lineair terug te voeren zijn. De moleculen van verf zijn nu eenmaal voorspelbaarder dan onze culturele genen.
*Dit woord stond in deze vorm in de tekst die Anil Ramdas op 2 februari 2011 publiceerde.
Anil Ramdas presenteerde in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ. Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij was correspondent voor NRC Handelsblad. Zijn boek, Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, verscheen in 2009. Anil Ramdas reflecteerde op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media.