Ze loopt door ons huis. Meer bekend als het heteroseksuele drama. Tienduizend akten en de titel is: “Druk, druk, druk”.
Scène 1: Een goedbedoelend geëmancipeerd koppel loopt lieflijk glimlachend door de gangen van een niet nader genoemde Scandinavische meubeldiscounter, terwijl ze fantaseren over hoe zij het allemaal anders zullen aanpakken.
Scène 2: Het is een jaar later. De romantische dromen zijn verzopen in de afwasbak en in haar vermoeide hoofd staat een klein adertje op het punt te knappen. En dan ziet ze, op de salontafel van 139 euro die Fropskottel heet, een glas staan. Zijn glas. Van gisteren. Vergeef me het vervolg, dat staat in het script. Opgestapelde frustraties barsten zelden in het algemeen Nederlands door de lieve vrede heen.
"Moet kik hier nu echt alles doen?”
Waarop hij het waagt eerst niet te weten waar ze het over heeft en dan de onsterfelijke dooddoener spreekt: “Maar vraagt mij dat dan?”
“Waarom moet ik alles vragen? Gij hebt toch ook ogen in uwe kop!”
“Ik werk wel fulltime en ik heb just de vuilzakken gedaan.”
“Oooooh meneer werkt fulltime, meneer doet de vuilzakken. Ik werk ook! En ik doe hier alles en ik denk aan alles! Hebt ge nog naar uw moeder gebeld om te vragen hoe het met haar galstenen is? Nee he? Ik wel! Ik ben hier heel de dag bezig met aan uw moeder te denken! Ik bén precies uw moeder! Wat gaat dat zijn als wij ne kleine hebben?”
We weten allemaal hoe het zal zijn als zij die kleine hebben.
Alle goede intenties ten spijt, werken de meeste koppels nauwgezet het versleten scenario af om zich verbaasd af te vragen waarom het ook bij hen blijkbaar niet anders kan. Waarom is zij het die vaker deeltijds werkt en haar baas belt als de kleine ziek is of de crèche alweer gesloten is? Waarom bestaat zijn reproductieve bijdrage vaker uit tuinhuisjes timmeren en auto’s wassen dan uit doktersbezoeken met de kleine? Waarom weet alleen zij in welke kast de kindersokken liggen en uit welke maat de bloedjes aan het groeien zijn?
Waarom mag zijn zorg schattig en chaotisch zijn, omdat ze toch niet serieus wordt genomen en moet de hare expertgeleid, verantwoord en efficiënt wezen omdat de kinderen anders verknoeid worden? Waarom wordt hij door de vroedvrouw om warme thee gestuurd, zodat hij de uitleg mist of wordt hij genegeerd ‘s ochtends door de juf op school, die om halfvier alles aan mama vertelt? Waarom zijn die tedere jaren die voorbijvliegen, niet te missen voor moeders, verplicht eindeloos op te slorpen tot je barst van geluk, maar een onnozel folietje voor vaders die ouderschapsverlof willen opnemen?
De witte, langgeschoolde, middenklasse tweeverdieners worden bij dit soort vragen aangemoedigd om zich bezig te houden met het proberen vinden van hun individuele work-life balans. Dat concept van het evenwicht tussen werk en leven, een soort heilige graal die helemaal in onszelf zit, hebben vrouwen cadeau gekregen toen ze het huismoederbestaan als levensdoel van zich afschudden. Het is een onontkoombaar vraagstuk dat ons wordt voorgesteld als een geschenk, een spannende zoektocht op de weg naar zelfverwezenlijking. Wie ben ik, wat wil ik, hoe vind ik mijn balans?
In de derde scène van het stuk krijgt het voornoemde koppel de desbetreffende kleine. Volgens het script maken ze eerst nog zevenenveertig keer dezelfde ruzie, die nooit zal tornen aan de consensus dat het evident is dat hij meer zal blijven werken en zij thuis meer zal blijven doen. Ergens zal zij besluiten dat ze een poetshulp verdiend heeft. En dat vindt hij ook wel. Want iedereen weet dat stofdoeken niet emanciperen. De poetshulp brengt enige verlichting. Maar zij zal op de balans blijven wachten zoals op Godot en hij zal structureel te weinig ogen in zijn kop blijven hebben tot de dood hen scheidt. The end.
Als dit verhaal zo #relatable is en iedereen hetzelfde script volgt, is er misschien toch meer aan de hand en reflecteren onze intieme rekenoefeningen misschien bredere tendensen. Wie zijn we en wat willen we? Het zijn bijzonder pertinente vragen, die toevallig ook lekker afleiden van structurele analyses. Als een concept als de work-life balans echt zou helpen, had het dat al lang gedaan. Terwijl we ons hoofd breken over hoe we ons een weg door het leven dat wij per se willen kunnen hacken, stort de kinderopvang in en maakt de pandemie kristalhelder dat “zelfvoorzienende kerngezinnen” niet bestaan. Maar met de balans, rookgordijn par excellence, houden we de illusie in stand dat onze gezinnen niet in de wereld staan.
Als we alleen met een genderbril en alleen naar de dagdagelijkse opvoering van de deurenkomedie kijken, missen we de show. De zorgkloof loopt niet alleen, als een zorgkloofje, als kleine haarscheurtjes tussen meneer en mevrouw in het gezin. Ze loopt tussen mevrouw en haar poetshulp. Dat is ook een vrouw, vaak van kleur, aan wie niemand ooit eens vraagt hoe het zit met haar balans en of ze zichzelf wel kan verwezenlijken in haar carrière. Boeien wie haar kinderen opvangt.
Het kerngezin is zo vaak onze mini geïndividualiseerde horizon, maar ook daar doemt de zorgkloof op als een grand canyon. Zorgkloven zat als je erover nadenkt. Van groot naar klein: Oxfam schat het onbetaalde zorgwerk dat met name door vrouwen gebeurt op een dagelijkse 12,5 miljard uur werk per dag. Per jaar goed voor 10,8 biljoen gratis dollars voor de wereldeconomie.
In de groeiende zorgkloof tussen de vraag naar zorg en het slinkende aanbod, maakt het vergrijzende Globale Noorden gebruik van global care chains of zorgketens. Selfmade succesvolle mensen bogen op het werk van veelal vrouwen uit het Globale Zuiden, nannies, ouderenverzorgsters en gezelschapsdames, die ver van huis een toekomst voor hun eigen kinderen bij elkaar scharrelen.
Niet zelden doen ze dat zonder rechten en zonder papieren in de huizen van de superrijken. Ook hier in Brussel. Er gaapt een steeds grotere kloof tussen de zorg die we nodig hebben en de zorg die we kunnen krijgen. Kijk maar naar de kinderopvang, de ouderenzorg, het onderwijs met haar lerarentekorten of de persoonlijke assistentiebudgetten voor mensen met een beperking. Ook in die zorgschaarste zie je steeds weer dat sommigen al hun kapitaal inzetten om de beschikbare plaatsjes te verkrijgen en anderen, altijd dezelfden, uit de boot vallen. Zie ook de kloof tussen wie beroep doet op allerlei hulp van poetshulpen, koks of chauffeurs en alleen maar als succesvol gezien wordt, terwijl een ander ‘hulpbehoevend’ is. En een last voor de samenleving.
Misschien moeten we eerst af van die denkbeeldige kloof voor we kunnen beginnen. Van dat voor natuur aangenomen hersenspinsel. Van de gefantaseerde tweedeling dat er enerzijds werk is dat ertoe doet, bijdraagt, oplevert, de moeite is en anderzijds zorgwerk, dat beknot, beknelt, belemmert. We kunnen onszelf blijven wijsmaken dat betaald werk bevrijdt tot iedereen, inclusief de planeet, een burn-out heeft en er alleen geld overblijft. Maar is er nog iemand die gelooft dat dat werk ons zal redden?
Zonder de was, de plas, de propere sokken, het zorgwerk van vooral bruine vrouwen en de grond die zij bewerken: niks. Laat ons niet vergeten dat het anders kan. Die kloof tussen productie en reproductie hebben we zelf verzonnen, die houden we in stand, dag in dag uit. Deze zorgkloof is zeer gesitueerd in tijd en context. Ze heeft een historiek. Ze hoeft niet zo te zijn. Ze is niet gegeven, maar bestruggeld. Op dit slagveld hebben we altijd gevochten. Dus, ik weet niet wie zijn beurt het is, maar vergeet de balans niet bij het vuilnis te zetten vanavond.