De mannen
dit is niet het beeld van toen
dit is het beeld van toen op toendertijd
toen toenadering niets meer dan een botsing mocht zijn
althans
niet voor deze jongens
het woord van hun koning was gewichtig
dus botsen zouden ze
en botsen deden ze
en als
puur per toeval
hij
neer zou vallen en nog eenmaal de modder van zijn gezicht af zou vegen
voor het laatst op zou kijken
doorspiest en vertrapt
zich af zou vragen
waarom toenadering niets meer dan een botsing mocht zijn
zou slechts een stilte zich over hem ontfermen
tot de jongens van toen
gekleed in kuitbroeken en hoge hoeden
hem weer opwekken
maar hem maken tot iets anders dan hij is
hem een heroïsche dood in de schoenen schuiven
een waar ze naar willen toeleven
een waarmee ze elkaar bezwaren
wat was het leven toen simpel opperen ze
toen een man simpelweg gewoon nog een man mocht zijn
bepantserd en bewapend naar toenadering kon zoeken
zich mocht bewijzen in een strijd
om uiteindelijk voldaan voor het laatst zijn ogen te sluiten
ze maken hem tot martelaar
en zullen hem het zwijgen opleggen als hij hiertegen protesteert
en wanneer de jongen van nu op zal staan
zijn ogen nog altijd brandend van het scherm waarachter hij een wereld voor zichzelf gebouwd heeft
een wereld waarin hij dicteert wanneer vogels zingen zullen wanneer dagen eindigen zullen en elk briesje aan zijn muisklik onderdanig is
daarbuiten zal hij niet tussen de regels weten te lezen
hij heeft het geprobeerd zal hij zichzelf vertellen
maar elke toenadering pelt hij van zijn pantser
hij zal nooit tot zijn kern raken
want hij is er zeker van wat een man moet zijn
de jongens van toen en de jongens van nu hebben hem ermee bezwaard
hem mee een diepte in getrokken waarin
enkel een stilte zich over hem zal mogen ontfermen
en als hij
uit niets meer dan wanhoop
toch eenmaal zijn hand uitreikt
zullen ze hem beantwoorden
met een botsing