De Josephine Baker-dialogen
I.
De auto’s toeteren hier zo agressief dat we elkaar nauwelijks kunnen verstaan. Een besnorde ober brengt ons drinken, groene thee voor haar, een cola light voor mij. Hij doet geen moeite zich verstaanbaar te maken wanneer hij zegt hoeveel we moeten betalen. €9,20, zegt het bonnetje. Het was goedkoper geweest een paraplu te halen bij een van de souvenirwinkels dan hier te komen schuilen voor de miezerregen. De versleten luifels waar we onder zijn gaan zitten, zijn bovendien niet helemaal waterdicht: wanneer ik teveel naar links leun, drupt het regenwater op mijn schouder.
‘Uit deze stad is veel verdwenen,’ zegt Hélène Christelle, ‘veel geschiedenis is gewoon uitgewist.’
Ik weet niet goed hoe ik de vraag moet formuleren of ze daarmee zichzelf bedoelt. Of ze bedoelt dat háár verleden is uitgeveegd, de geschiedenis van haar zwarte huid, haar fonkelende, donkere ogen, het crochet-haar dat ze vandaag los draagt in een strakke middenscheiding. Ik twijfel omdat ik me schaam. Ik merk dat ik bij iedere vraag die ik stel mijn eigen premisse van gelijkheid moet doorbreken. Een reflex die zo hardnekkig is dat ik hem voortdurend moet corrigeren. Van nature laat ik de pijnlijke verschillen klaarblijkelijk liever onbesproken, want als haar historie is uitgewist, dan is dat gebeurd ten voordele van die van mij. Ten gunste van de geschiedenis van mijn witte huid, mijn blauwe ogen, mijn blonde haar dat ik net in een rommelige knot bijeenbracht.
II.
We probeerden alle rode deuren van de Folies Bergère, maar niet één ging er open. Bij gebrek aan beter duwden we onze neuzen en voorhoofden tegen het glas, konden nog net de kleine kroonluchter zien in de entreehal, de nepmarmeren trappen, een plastic kaartverkooploket. We durfden allebei niet hardop te zeggen dat we ons er meer van voor hadden gesteld; de plek waar Josephine Baker danste in een bananenrokje, waar de jazz uit de ramen schalde, waar tot diep in de nacht werd gerookt en gedronken. De plek waar ruwweg een eeuw geleden zwarte artiesten een ongekende populariteit genoten. Waar het mainstream publiek in de rij stond voor een kaartje voor hun shows. De plek waar, haaks op het kolonialisme en het racisme, zwarte mensen zich vrij konden bewegen. Althans, zo leek het.
In een nisje praatten we onder posters voor komedieshows en countrybands over Josephine alsof het een gezamenlijke vriendin betrof. We vroegen ons af hoeveel de straat veranderd is sinds zij er voor de laatste keer doorheen liep. Of ze sigaretten ging halen in die tabakswinkel, iets dronk op het terras van dat café. Christelle vertelde dat Josephine vier dagen na haar meest succesvolle concert ooit dood op bed werd gevonden, met alle lyrische krantenkoppen over haar avond in het Olympia-stadion om zich heen. Christelle zei dat ze dat zo’n mooi beeld vond.
III.
In de wijk Montmartre zagen we een uitgeput bruidje op een stoel. Een vrouw die zomaar eens haar zus had kunnen zijn, trok voorzichtig aan haar met strassstenen bezette pumps en verwisselde ze voor een paar Adidas-teenslippers. De bruid strekte haar benen en zuchtte, keek naar haar bruidegom die tegenover haar plaatsnam aan een pittoresk tafeltje met rood-wit-geblokt zijl eroverheen. Een fotograaf danste zenuwachtig om hen heen.
‘The light, look at the light,’ zei hij. Het bruidje keerde haar hoofd naar rechts, pakte de hand van haar echtgenoot vast en wrong haar gezicht in een glimlach.
Montmartre was in het interbellum de plek waar zich in rap tempo een Afro-Amerikaanse gemeenschap vestigde. Jazz-muzikanten, schrijvers en andere intellectuelen trokken ernaartoe. Wie de financiële mogelijkheid had, vluchtte van het racisme in eigen land naar deze plek waar dromen binnen handbereik leken en de segregatie voor Afro-Amerikanen veel minder zichtbaar was. De wijk kreeg de bijnaam ‘Harlem of the city of lights’.
‘Ik denk soms wel eens dat die zwarte Amerikanen vooral geen racisme ervoeren omdat ze geen Frans spraken,’ zei Christelle.
Ik keek om me heen en zag enkel witte toeristen. Uit een van de cafés klonk loungemuziek. Op de muur van een smal gebouw was een bordje bevestigd: hier lunchten Van Gogh en Picasso.