Vrouwen in de canon | Pleidooi van Maaike Meijer

Datum 11 februari 2021

In Canonconversaties, een podcastreeks van deBuren en KANTL, opent Anke Verschueren het debat over de canon van de Nederlandstalige literatuur. Met Maaike Meijer bespreekt ze waarom de canon best meer vrouwelijke auteurs kan gebruiken. 'Gooi Wolkers’ Turks Fruit er maar uit wat mij betreft, en vervang Mulisch’ quasi-diepzinnige edelkitsch De ontdekking van de hemel door zijn betere boek De aanslag. Of, nog beter: zet daar een vrouw'.

Zet daar een vrouw

 

Meer vrouwelijke auteurs in de canon! Zeker! Die strijdkreet van het feministische schrijverscollectief Fix Dit is mij uit het hart gegrepen. Ik heb tal van artikelen en boeken geschreven die hetzelfde bepleitten en een hele groep neerlandici – meestal vrouwen – deden dit met mij: Riet Schenkeveld van der Dussen, Marianne Vogel, Pim van Oostrum, Toos Streng en vele anderen. Het verzamelen van namen en werken van belangrijke vrouwen is een belangrijke stap, die de grond wegslaat onder het argument ‘ze zijn er niet’ (hetgeen eigenlijk betekent ‘ik ken ze niet’). Als de informatie over belangrijke vrouwelijke auteurs uit het verleden voor het opscheppen ligt komt niemand meer weg met dat argument. Daarom zijn de verzamelingen van vrouwelijke auteurs uit het verleden en de studies naar hun oeuvres en naar de tradities waarbinnen ze werken ongelooflijk belangrijk. Heel veel van dit werk is al gedaan en wordt – as we speak – nog steeds gedaan, nu dus door Fix Dit en door Tzum.

 

Het klaarleggen van kandidaten ter opname in de canon is één ding, moeilijker te pareren is het vooroordeel dat vrouwen minder interessant of minder goed zouden schrijven, waardoor ze überhaupt de drempel naar de canon niet over komen of er bij elke ‘reorganisatie’ weer snel worden uitgewerkt. Dat vooroordeel is de belangrijkste sta-in-de-weg voor de canonieke status. Het is ook moeilijk grijpbaar, want het wordt niet vaak meer expliciet geuit: het werkt indirect maar daarom juist des te krachtiger. Door mannen geschreven teksten worden bij voorbaat serieuzer genomen, innovatiever gevonden, beter gelezen en beter geïnterpreteerd, terwijl elk door een vrouw geschreven boek gemakkelijk wordt geassocieerd met populaire door vrouwen geschreven ‘chicklits’, dokterromans, kortom ‘vrouwenboeken’. Uiteraard bestaan er ook populaire mannengenres (thrillers, detectives), maar die worden niet collectief in een negatieve hoek gedirigeerd als ‘straatjongenslectuur’ of ‘mannenpulp’. Dat soort negatieve labels bestaat niet eens. Dit associatieproces gaat grotendeels onbewust: wie wil weten hoe het werkt leze het recente boek van Corina Koolen, Dit is geen vrouwenboek of mijn artikel ‘De eeuwige prijzenkloof’ in Trouw van 10 oktober 2020. Het zet vrouwen heden ten dage net zo hard op achterstand als een eeuw geleden, toen het etiket ‘damesroman’ elke door een vrouw geschreven roman bij voorbaat al diskwalificeerde. Zie dan nog maar eens in de canon terecht te komen.

 

Een recent voorbeeld van dit indirect werkende mechanisme bood onlangs de keuze van de Libris-jury (2020). Die casus is zo fascinerend, omdat hij laat zien langs welke vreemde wegen het vooroordeel tegen schrijvende vrouwen zich heden ten dage nog weet te handhaven. De jury koos Sander Kollaard, Uit het leven van een hond, als winnaar. Dat is zeker een aardig boek, maar Manon Uphoffs briljante Vallen is als Vliegen steekt er pijnlijk ver bovenuit. Een belangrijk argument van de jury was dat Kollaards roman ging over een heel gewone man, blij met zijn ‘sprankeltjes van geluk’. ‘Een humanistisch boek met een positief mensbeeld’, in tegenstelling tot de ‘vele moedeloze figuren in hopeloze situaties’ die we in de literatuur aantreffen. Hier wordt dus een volslagen onliteraire argumentatie gebruikt. Dit is puur moralisme. Anna Blaman weigerde om die reden in 1949 de Van der Hoogtprijs voor haar magistrale roman Eenzaam avontuur. De jury had kritiek op haar visie op de liefde, waarin de eenzaamheid en fundamentele onbereikbaarheid van mensen niet kan worden opgeheven. Daarbij kwam de lesbische liefde er beter vanaf dan de heteroseksuele: ‘de op de spits gedreven eenzijdigheid van het door Anna Blaman gestelde probleem, waarbij aan de volheid van het leven misschien te weinig recht wordt gedaan.’ De rooms-katholieke censuurclub Idil, actief tussen 1937 en 1970 selecteerde precies zo: op roomse blijheid en heteroseksuele deugdzaamheid.

 

Het juryrapport van de Libris besteedt wel enige aandacht aan literaire kwaliteiten, met name aan de intertekstuele verwijzingen in Kollaards boek, maar mist de in het oog springende overeenkomsten met Bridget Jones en de haren (ook daar: heel gewone vrouwen, niet erg succesvol, op zoek naar liefde, worstelend met overgewicht, ja, echt humanistische boeken in gewone taal en bovendien – maar daarvoor moet je Bridget Jones serieus nemen – een knappe intertekstuele herwerking van Jane Austens Pride and Prejudice). Maar deze voor de hand liggende vergelijking met Jones komt niet op: mannenwerk worden nooit geassocieerd met vrouwenwerk. Daarom kán een vrouw het al haast niet meer winnen.

 

Niets bleek deze jury – die toch bestond uit drie vrouwen en twee mannen - te dol om maar bij een man uit te komen. Daarvoor moest het niet zozeer over literaire kwaliteit gaan, als wel over het thema. Maar als jury’s eenmaal voor thema’s gaan (volgende keer graag weer over een gelukkige liefde; of een boek met kinderen erin) voor moraal, of voor ‘positiviteit, want literatuur is vaak zo akelig’. Hemel, wat komt er dan nog meer? ‘Het boek was lekker dik?‘ ‘Het bevat te weinig seks?’

 

Dat jury’s met zorg moeten worden samengesteld zodat ze representatief zijn wordt tegenwoordig geaccepteerd. Het is een begin. Maar in de samenstelling stilstaan bij gender, bij regionaliteit (Nederlanders en Vlamingen) bij leeftijd en bij kleur is, hoe belangrijk ook, niet voldoende. Juryleden moeten ook kennis hebben van hoe vooroordelen werken. Ze moeten daar idealiter, net als sollicitatiecommissies, in getraind worden. Die kennis moet hoe dan ook in het werkproces van de commissies worden ingebracht. De al eerder genoemde wetenschapper Corina Koolen liet zien – tot mijn verbijstering – dat vrouwelijke lezers gemiddeld strenger zijn jegens vrouwelijke auteurs dan mannen. Het is dus zeker niet zo dat vrouwen eerder vrouwelijke auteurs als prijswinnaars zouden kiezen. Ook is een significant gegeven dat mannelijke lezers vaak vrijwel uitsluitend mannen lezen, terwijl vrouwen omnivoren zijn en auteurs van beide seksen gelijkelijk lezen. Dat kan in beide gevallen een tikje omlaag geven. Waar bij mannen het ‘onbekend maakt onbemind’ principe zou kunnen werken, kan bij vrouwen een lage zelfwaardering – dus ook lagere waardering voor de prestaties van seksegenoten – een rol spelen. De processen die zich in jury’s afspelen zijn in elk geval nader onderzoek waard. Corina Koolen is van mening – net als ik – dat literaire grootheid van vrouwen onvoldoende wordt opgemerkt. Zorg in de lijst van nominaties dan alvast voor vijftig procent vrouwen. Vraag uitgevers een inclusiever palet aan boeken in te sturen, met maximaal veertig procent mannelijke auteurs. De mannen die het waard zijn zullen daar zeker bij zitten. En de briljante vrouwen vallen dan minder snel uit de boot.

 

Mannelijk privilege blijkt extreem goed bestand te zijn tegen rationele argumenten. Telkens wordt er dus onbewust weer iets irrationeels verzonnen om het te kunnen handhaven. Het mysterieuze van gender is dat er geen grond voor is. Niemand gelooft meer dat mannen beter schrijven dan vrouwen. Kunst is niet afhankelijk van de vorm der geslachtsorganen. Wel is er nog steeds een ongegrond en blind geloof dat alles wat mannen zijn en doen beter is dan wat vrouwen zijn en doen. Het werkt door de macht der gewoonte. Ook al staart het tegendeel je aan (mannen plegen veel meer geweld bijvoorbeeld), het geloof in de mannelijke superioriteit is moeilijk uit te roeien. De geprivilegieerde is zelf blind voor zijn privileges. Je hebt daar als man niet voor gekozen, je hebt eenvoudigweg mazzel gehad. Je hebt er geen schuld aan, je merkt het ook niet op. Degenen die benadeeld worden denken eerst dat het aan hen ligt, dat ze harder hun best moeten doen. Ze willen niet herinnerd worden aan het kwetsende probleem. Ze gaan er liever van uit dat het niet waar is. Fix Dit schudt ons wakker. Het is wél waar en het deugt niet.

 

Het probleem is oud en het zit overal, en dus ook in de literaire wereld. We hebben die wereld niet gemaakt, maar we kunnen hem wel degelijk veranderen.

 

Uphoff zál dus zeker in de canon belanden, dat kan niet anders. Astrid Roemer, auteur van schitterende postkoloniale romans, heeft in 2016 toch ook de P.C .Hooftprijs gekregen, tot veler verrassing en volkomen verdiend. Omdat beiden nog leven kunnen zij de plaats van de blinde vlek in de KANTL-lijst niet vullen. Wie dat wel kunnen zijn Cécile Goekoop-de Jong van Beek en Donk, Carry van Bruggen, Maria Dermoût, Madelon Székely-Lulofs, Anne Frank, Etty Hillesum, Anna Blaman, Jacoba van Velde, Rose Gronon, Maria Rosseels, Marga Minco, Helga Ruebsamen, Doeschka Meijsing, Hella Haasse, Andreas Burnier, Mireille Cottenjé, Patricia De Martelaere. En als het oudere auteurs moeten zijn: Juliana Cornelia de Lannoy, Anna Roemers Visscher, Betje Wolff en Aagje Deken. Keuze genoeg. Gooi Wolkers’ Turks Fruit er maar uit wat mij betreft, en vervang Mulisch’ quasi-diepzinnige edelkitsch De ontdekking van de hemel door zijn betere boek De aanslag. Of, nog beter: zet daar een vrouw.

Maaike Meijer (1949) is biograaf, literatuurwetenschapper en emeritus hoogleraar genderstudies aan de Universiteit Maastricht. Zij schrijft over poëzie, populaire cultuur, biografie, feminisme en hedendaagse verbeeldingen van mannelijkheid. In 2011 verscheen haar biografie van de dichter M. Vasalis, die zeven drukken beleefde.

 

In 2015 maakte zij samen met Joost Kircz Stoeten ritseldingen, een schrijversprentenboek over F. Harmsen van Beek. Haar Hemelse mevrouw Frederike, een biografie over F. Harmsen van Beek verscheen eind 2018 en werd genomineerd voor de Book Spot Prijs. Zij werkt nu aan een boek over hedendaagse verbeeldingen van mannelijkheid, te verschijnen bij De Bezige Bij, waaruit voorpublicaties verschijnen in De Groene Amsterdammer.

Deze tekst kwam tot stand in het kader van Canonconversaties een podcastreeks van de KANTL en deBuren. In deze reeks kijken Vlaamse en Nederlandse literatuurkenners met een kritische blik naar de Vlaamse ‘Canon van de Nederlandstalige literatuur’ en doen ze aanbevelingen voor de herziening in 2025.

 

In de loop van mei en juni 2021 lanceren de KANTL en deBuren 3 thematische podcastafleveringen met deze auteurs, Vlaamse canonconversanten en Anke Verschueren.