Waarom een canon?
Waarom zou Vlaanderen nood hebben aan een op een zekere consensus gebaseerd overzicht van de relevante historische gebeurtenissen, personen, maatschappelijke processen en culturele uitingen die mee aan de basis liggen van wat vandaag Vlaanderen en de Vlaamse gemeenschap is? Volstaat het geschiedenisonderwijs zoals we dat vandaag kennen dan niet? Ons geschiedenisonderwijs is degelijk, maar de vraag is of dit specifieke aspect, met name de wording van de Vlaamse gemeenschap zoals we die vandaag kennen en vandaag omschrijven, voldoende aan bod komt. Bovendien, onderwijs is één ding, maar we leven ook in een samenleving waar verschillende generaties verschillende onderwijsinhouden hebben gehad. We leven ook in een samenleving waar niet iedereen onderwijs op een school in Vlaanderen heeft genoten. Wie hier als volwassene of bijna-volwassene aankomt blijft verstoken van een instrument dat hem de mogelijkheid geeft zich een idee te vormen van het verleden van de gemeenschap waar hij zich vestigt en waar hij geacht wordt zich te integreren.
'Het idee van een canon is volledig geïnspireerd door de gelijkaardige oefening die men in Nederland heeft gemaakt'
Het idee van een canon is volledig geïnspireerd door de gelijkaardige oefening die men in Nederland in het begin van deze eeuw heeft gemaakt. De bedoeling van de canon van Nederland was – en is - om hierin de kernpunten uit de Nederlandse geschiedenis samen te vatten. In eerste instantie bedoeld voor het onderwijs, bood het instrument ook bredere mogelijkheden, met onder meer een uitgebreide permanente tentoonstelling, een reeks kinderboeken en een zeer toegankelijke website die iedereen de mogelijkheid geeft om kennis te nemen van die canon.
Het uitgangspunt van de canon is dat “wat iedereen in elk geval zou moeten weten van de geschiedenis en cultuur van Nederland.” De canon werd ingeschreven in het Nederlandse regeerakkoord: “Het kabinet Rutte III wil de kennis vergroten over de geschiedenis, waarden en vrijheden van Nederland. Leerlingen leren het Wilhelmus en gaan tijdens schooltijd naar het Rijksmuseum en het parlement. Ook wil het kabinet historische plaatsen beter zichtbaar maken. Jongeren krijgen de nationale canon op hun 18e verjaardag. Dat geldt ook voor mensen die Nederlander worden.” Let op het dubbele doel: men moet niet alleen de geschiedenis maar ook de cultuur kennen, wat de facto een verwijzing naar de Nederlandse identiteit inhoudt. In de regeringsverklaring wordt ook verwezen naar de waarden en vrijheden. Je leest er zo in dat men niet alleen de geschiedenis wil bijbrengen, maar dat het ook gaat om een aantal zaken waar men best wel trots op mag zijn. Problematisch? Nee, zolang dit tenminste niet uitmondt in misplaatst triomfalisme. Een canon dient wel ‘complexloos’ te zijn: open de donkere bladzijden in het gezicht durven kijken zonder dit als dé focus van de hele oefening te zien, durven verwijzen naar de prestaties uit het verleden, zonder er mee te pronken als onverdiende pluimen. Kortom: een evenwichtig beeld dat de witte, zwarte en vooral veel grijze bladzijden tot hun recht laat komen, een beeld dat zelfbewust durft zeggen: “Kijk, dit zijn wij en zo zijn wij gegroeid. We geven rekenschap van wat niet goed was, maar je zal ons daar niet toe herleiden.”
Ook voor Vlaanderen zou een dergelijke oefening uitermate zinvol zijn. Men krijgt op die manier een consistent verhaal gebaseerd op een ruime consensus over wat de kern is van de historische evolutie die het hedendaagse Vlaanderen heeft voortgebracht en bijgevolg over één van de elementen die constituerend is voor de Vlaamse identiteit. Daarbij is overigens niet alleen het eindresultaat belangrijk maar ook het hele debat daaromtrent. In Nederland heeft dit geleid tot een publiek debat van enkele jaren waarbij inderdaad de focus kwam te liggen op wat Nederland nu precies heeft gemaakt tot het land dat het nu is. De verwijzing naar het identiteitsvormend karakter van een canon zou overigens minder ideologisch geladen moeten zijn dan ze nu vaak is, tenzij men op puur ideologische grond wil ontkennen dat er zoiets is als een collectieve identiteit. Het is in deze absurd om het bestaan van een zekere Vlaamse identiteit ter discussie te stellen. Die identiteit is er, heeft gestalte gekregen in een decennialang proces, is het referentiekader geworden voor onder meer een eigen sociaal-economisch, cultuur-, onderwijs-, welzijns-, mediabeleid, het is de publieke ruimte waarbinnen maatschappelijke debatten plaatsvinden, het is de culturele en maatschappelijke achtergrond waartegen de individuele Vlaming zich ontplooit. Of dit een unieke identiteit is dan wel één van de identitaire lagen die voor de doorsnee Vlaming relevant zijn is daarbij slechts een steriele en weinig ter zake doende discussie. Dat er zoiets is als een Vlaamse gemeenschap kan niet ontkend worden. Een coherent verhaal schetsen van hoe die Vlaamse gemeenschap tot stand is gekomen, is dan ook een zeer zinvolle oefening. En ja, die oefening zal identiteitsversterkend werken, niet in de negatieve, uitsluitende zin van af te grenzen wie al dan niet tot die Vlamingen moet worden gerekend, wel in de zin dat ze de cohesie binnen de samenleving versterkt.