Ik pieker niet in vierkanten | essay van Sanne van Balen

Datum 6 januari 2020

Sanne van Balen haalde met haar essay 'Ik pieker niet in vierkanten' de finale van de wedstrijd 'Hooray for the essay!'. In haar essay vraagt ze zich af wat je als mens achterlaat (een rechte lijn!) en verlaat ze al schrijvend die lineariteit in een brief aan Deleuze en Guattari.

Ik pieker niet in vierkanten

 

Het pad voor me is net zo recht als achter me, ik loop met de zon in de rug, bladgeruis vult mijn oren, het ouderlijk huis achter me. Links zijn bomen, rechts ook, ik herken ze nauwelijks, alsof ik hier niet al mijn hele leven kom. Of misschien juist, heb ik hier te veel gelopen, blind voor wat ik allemaal had kunnen zien. Zijn dit wel bomen? Besta ik? Geen tegenliggers, zelfs geen kikker op de weg of overstekende ree. Ik lijk de enige hier. Stel je voor dat er helemaal niemand meer is, dat de mens de aarde eindelijk heeft verlaten. Zouden we na het uitsterven iets achterlaten? Ik herinner me een radio-uitzending met deze vraag. Het antwoord dat daar gegeven werd, was: de rechte lijn.

 

De rechte lijn zou niet aanwijsbaar zijn in de natuur, bovendien denkt de mens zichzelf graag los van de natuur. Het idee dat het de rechte lijn is die we als mensen op de aarde achter zouden laten, fascineert me. Het is misschien nog helemaal niet zo gek gedacht. Vooral omdat een rechte lijn geen vorm is of beter gezegd: heeft. Het is een wiskundig idee, een concept zonder breedte, alleen lengte, bestaande in één dimensie, de mens zou de enige zijn die zich zo’n perfecte lijn kan voorstellen. En juist daarom zou het kunnen zijn wat we overleveren.

 

Onder de vraag wat de mens achterlaat, schuilt een grotere: wat hebben wij als mens wat de natuur niet heeft? En ook: wat zijn wij als mensen dan? Wat is ons zijn?  De rechte lijn mag dan misschien 'menseigen' genoemd worden, het voelt alsof mijn gedachten in cirkels bewegen, ik pieker niet in vierkanten. Verdwalend op een rechte weg.

 

Stop.

 

Ik zou nu verder willen schrijven over alle aspecten van lineariteit, willen herhalen wat fenomenologen hebben uitgedacht, willen uitleggen wat de zogenaamde structuur van ‘de dingen’ is. Ik zou afsluiten met een conclusie die toelicht waarom ik denk of waarom ik ben. Ik zou antwoord geven op de vraag wat de mens na het uitsterven achterlaat.

Alleen ik weet het antwoord al: dat het een kwestie van perspectief is.

Dat antwoord vind ik zo relativerend en demotiverend, dat ik deze schrijvende wandeling liever zou beëindigen nog voordat ik goed en wel begonnen ben. Ik heb het gevoel dat ik alleen maar zou herhalen wat al door zovelen gedacht is. Toch voelt wat ik nu zeg ook niet eerlijk, want ik heb al een paar alinea’s op papier. En om die reden, heb ik besloten dit essay een andere kant op te sturen.

 

De filosofen die humanistische denktradities problematiseerden en een eigen manier van de ervaring van de werkelijkheid presenteerden, waren Deleuze en Guattari. Een Franse psychoanalyticus en een politieke activist. Om toch een poging te wagen, of in ieder geval een bewustzijn te tonen van wat ik probeer te beschrijven en juist niet beschrijf, zal ik nu A 1000 Plateaus bespreken. Deleuze en Guattari zeiden zelf dat filosoferen het creëren van nieuwe mogelijkheden is; door het uitvinden van concepten in plaats van het bekritiseren van het bestaande.

 

Mede om de reden dit essay een nieuwe vorm te geven, om metaforisch onverwachts linksaf te slaan op de wandelroute die ik had uitgestippeld, maar ook omdat ik A 1000 Plateaus een bijzonder moeilijke tekst vond. Heb ik de volgende brief geschreven.

 

 

Beste (Deleuze & Guattari) auteurs van A 1000 plateaus,

 

1.

 

Vereerd voel ik me, deze bladzijdes te lezen. The body without organs was mijn eerste kennismaking met jullie. Maar wat doet het er toe wie ik ben? Jullie schrijven zelf dat het niet meer uitmaakt wie wie is. Wie wat zegt.

 

Geen object, geen subject, zeggen jullie. Maar ik schrijf zo graag over mezelf of vanuit mezelf. Als ik noch onderwerp noch lijdend voorwerp kan zijn, dan ben ik toch juist beide? Schrijven is een gevecht, hoeveel wil ik van mezelf blootgeven? Hoeveel ruimte geef ik de lezer in mijn hoofd? Wat is echt en wat is niet echt? Wat doet het er toe?

 

Ik zal jullie zinnen lezen en proberen ze niet te begrijpen. Geen structuur aan te brengen in wat jullie vertellen. Ik zal associëren op wat jullie schrijven en wat ik daarin lees. Als een boom die zich vertakt en vertakt en vertakt.

 

 

2.

 

'The book imitates the world, as art imitates nature.'

 

Ik zie een bos voor me in het Tussenland. Alleen bestaat dit bos niet boven de grond. Ik loop over een vlakte van aarde. Er zijn kuilen, heuvels, gaten en bollingen. Wierde. Terp. Het bos ligt onder dit landschap uitgestrekt, takken zijn wortels geworden. Stel je voor dat je een wortel eruit trekt, dan groeit die op een andere plek weer aan. Constant vertakt het bos zich in dit onderbewustzijn. Ik loop er gedachteloos overheen, tot ik struikel. Vervolgens zie ik de hobbel waar mijn voet achter is blijven haken, ik sta stil, kijk ernaar, en loop dan weer verder. 

 

Syntax is een boomstructuur in het Tussenland. Ik denk terug aan de colleges die ik volgde op de UvA (Nederlandse taal en letterkunde). Zo tekenden we bomen als we taalkundeles hadden. Cp’s met een steeds veranderend centrum. Zoals betekenis ook telkens verschuift zonder kern te hebben. Joris uit mijn werkgroep kon beter tekenen dan ik, hij had een proefschrift kunnen schrijven, maar ik ging naar de kunstacademie.

 

 

3.

 

'A book all the more total for being fragmented.'

 

Vroeger leerde ik hout kloven. Er lag vier kub in de tuin en dat moest in hapklare blokken worden gehakt. Elke kruiwagen die ik heen en weer reed, moest ik turven. Je zette een stevig blok hout op z’n platte kant in het gras. Hoe zwaarder, hoe groter, hoe beter. Daarop zette je het blokje dat je wilde kloven. Je pakte de bijl met één hand halverwege en de ander op het uiteinde. Je plaatste de bijl op een plek op het blok waar je wilde dat ie neerkwam. Het ging het soepelste als je met de nerf mee kloofde. Net als vlees snijden met de draadjes mee ook beter gaat. Als het blok te groot was, deelde je het op als een taart in punten. Dan zwaaide je de bijl omhoog en liet hem neerkomen terwijl de arm die halverwege was, naar het uiteinde van de bijl schoof. Als je gekraak hoorde dan kliefde de bijl het hout op een nette manier. Hoorde je een klap, dan verdiende het geen schoonheidsprijs.

 

 

4.

 

'Even when linguistics claims to confine itself to what is explicit and to make no presuppositions about language, it is still in the sphere of a discourse implying particular modes of assemblage and types of social power.'

 

Nadja is Duits, ik Nederlands. Vorig jaar friste ik mijn Duits op omdat ik wel naar Berlijn wilde in de zomer. Nadja leert Nederlands omdat ze in Amsterdam is komen wonen. Tegen elkaar spreken we een nieuwe taal. Dit is geen Duits en geen Nederlands. Ondanks dat we ons naar elkaar toe lijken te bewegen door elkaars moedertaal te leren, bewegen we in feite langs elkaar heen. Nadja zegt dat ze in de goede winkel staat. Ik ga ervanuit dat ze in een ‘shop’ staat om iets te kopen, terwijl Nadja er zeker van is dat ze duidelijk aan mij heeft gezegd dat ze het over cameraperspectieven en kijkrichtingen had. We vertalen. Daarbij gebruiken we alle talen die we nog meer beheersen. Engels, Fries, Italiaans, Frans. We communiceren met elkaar in een Tussenwereld. Onze vriendschap is een vertaling van het woord vriendschap. En misschien ook wel een vertaling van het woord vertaling.

 

 

 

5.

 

'There is no mother tongue, only a power takeover by a dominant language.'

 

Ik vertaal het woord ‘vertalen’ vanuit het Nederlands in het Duits: übersetzen.

Nadja vraagt wat ik bedoel: ˈyːbɐzɛʦən of yːbɐˈzɛʦən ?

We blijken ‘false friends’ te zijn.

In het Duits kun je met het woord ‘vertalen’ niet alleen vertalen, maar ook ‘overzetten’, zoals met een veerpont. In Nederland kun je alleen overzetten met overzetten. Niet met vertalen. Toch heb ik meteen begrepen wat Nadja bedoelt, omdat ik Fries spreek. Veel Friezen maken taalfouten in het Nederlands, omdat ze de talen te veel laten interfereren. Fries voor vertalen is ‘oersette’.

Een prachtige mix tussen deze West-Germaanse taalfamilie komt naar voren als Nadja en ik het hebben over het woord vertalen. Fries is het vierde lid van deze familie (naast Nederlands, Engels en Duits).“Ik zet dat over”, zegt de Fries in het Nederlands. Daarmee bedoelt hij dat hij iets vertaalt. En tegelijkertijd heeft hij daarmee het Fries verkeerd vertaald naar het Nederlands. Want in het Nederlands kun je het woord overzetten niet *overzetten (behalve misschien: *wij zetten hier koffie en over).

 

 

6.

 

'The ideal for a book would be to lay everything out on a plane of exteriority of this kind, on a single page, the same sheet: lived events, historical determinations, concepts, individuals, groups, social formations.'

 

De boot met woorden zinkt voor hij de andere oever kan bereiken.

 

 

7.

 

'Not imitation at all but a capture of code, surplus value of code, an increase in valence, a veritable becoming – There is neither imitation nor resemblance, only an exploding of two heterogeneous series on the line of flight composed by a common rhizome that can no longer be attributed to or subjugated by anything signifying.'

Kun je het over jezelf hebben in de derde persoon? Ben je dat dan zelf? Op ben je dan meerde mensen in één?Ik heb lang gedacht dat ik één persoon was. Of ik had in ieder geval het idee dat er één versie van mezelf was die ik kon omcirkelen. Toch kwam ik nooit dichtbij dit concept. Ik bleef er omheen draaien. Misschien omdat er uiteindelijk niet zo’n centrum van/in jezelf is dat je kunt benaderen, of omdat er heel veel centrums zijn waartussen je je beweegt. Ik vind dat lastig, wil niet steeds met mezelf in dialoog zijn. Toch moet ik wel, ik heb niet eens één naam. Sarah Anna van Balen. Of: roepnaam: Sanne. Sarah of Anna? Of samen Sanne? Misschien kan deze persoon/personen iets zeggen:

Ze maakte tekeningen van mensachtigen zonder midden. De lichamen vulde ze niet in. Er zaten gaten waar het doorheen kon waaien. Daar kon niets zich vasthouden en aarden.

 

Daar denkt ze nu aan. Gapend.

 

Haar therapeut hamerde er op dat ze meer in zichzelf moest hechten. Als ze dat zei, wees ze op een gebied rond haar buik. Middenrif. Precies daar waar de gaten zaten. Hoe kon ze daar überhaupt aarden?

 

Ze spande er draden, touwen, lijnen, garen overheen. Op volle spanning. Ze trok ze door haar vlees alsof het wonden waren die gehecht moesten worden. Een tijdelijke oplossing misschien, een windscherm.

 

Vandaag zijn de hechtingen losgeraakt, terwijl het buiten windstil is. Geen storm voorspeld in ieder geval. Het is januari, er gebeurt te weinig. Het regent door haar heen, zij regent, zij waait. Ze steekt van wal, de aarde omwoelend. Fysiek met vuisten in de klei, vechtend voor een houvast.

 

Ze vindt een fleecedeken, wikkelt zichzelf erin als een worst. In de hoop zo alle ledematen bij elkaar te kunnen houden. Een plek waar de wind niet kan komen. Vuurvast en eindeloos.

 

 

8.

 

'Follow the plants: you start by delimiting a first line consisting of circles of convergence around successive singularities; then you see whether inside that line new circles of convergence establish themselves, with new points located outside the limits and in other directions. Write, form a rhizome, increase your territory by deterritorialization, extend the line of flight to the point where it becomes an abstract machine covering the entire plane of consistency.'

 

 

9.

 

Beste Deleuze en Guattari, bedankt, ik begrijp nog lang niet alles. Maar een zaadje is geplant. Ik denk na over verschillende dingen, allemaal tegelijk, alles tegelijk. alles. de hele tijd. Eindeloos. Onverschillig. Voortdurend. Wordend.

 

Hartelijke groet,

Sanne. 

 

 

10. P.s.

 

Mijn lichaam is een grasveld met op de plek van mijn organen een plattegrond van een takkenbos.