Vliegeniers
De agent schraapte zijn keel.
Vier uur vijftien, bureau Amberlecht, zei de agent tegen het opnameapparaat, dat midden op tafel stond. Verhoring van Helen Nietstemaren en Jan Nietstemaren. Halverwege het verhoor zal Karel Lievemeier uitgenodigd worden om de ruimte te betreden en deel te nemen. Helen Nietstemaren, bent u gereed om uw verklaring af te leggen?
Ja, zei Helen.
Jan Nietstemaren, bent u gereed om uw verklaring af te leggen?
Ja, mompelde Jan.
Dan kunnen we beginnen, zei de agent vrolijk. Mevrouw Nietstemaren, klopt het dat u het vuur aangestoken heeft?
Ja, dat klopt, zei Helen. En het spijt me van de schuur van de buurman.
Meneer Lievemeier, bedoelt u, zei de agent, wijzend naar het opnameapparaat.
Ja, sorry. Maar ik wil graag uitleggen hoe het gebeurd is.
Gaat uw gang.
Ik weet dat er niets meer van te zien is, want het is natuurlijk allemaal verbrand. En Jan liet het aan niemand zien, dus niemand wist het. Maar hij bouwde een vliegtuig in onze schuur.
Klopt dat, meneer Nietstemaren?
Jan knikte.
De agent wees naar het opnameapparaat.
Ja, zei Jan, dat klopt.
Jan was iemand tegengekomen, op het strand, een vliegenier uit Noorwegen. Hij bezat een bos, toch Jan?
Dat had hij geërfd, zei Jan.
Ja, dat had die Noor geërfd. Zijn grootvader had een bosbouwbedrijf opgericht, dat door zijn vader uitgebouwd was, tot een van de grootste houtleveranciers van Noorwegen.
Klopt, zei Jan.
Maar die Noor, die moest daar niets van hebben, die wilde dat bedrijf niet overnemen. Zijn familie was daar heel boos over, maar hij trok zich er niets van aan. Hij liet een stukje van het bos kappen, en op de open plek die zo ontstond bouwde hij, met het hout dat daar gestaan had, een vliegtuig. Toen dat af was, liet hij een rechte strook kappen in het bos, als landingsbaan, en toen is hij met zijn vliegtuig opgestegen en weggevlogen. Dat was ongeveer een jaar geleden. Hij vloog over de Noordzee en landde op het strandje bij Wendelgum, net toen Jan de hond aan het uitlaten was, toch Jan?
Hij zei dat hij niet van plan was terug te gaan, zei Jan. Hij ging verder, hij zou wel zien. Hij had heel weinig geld.
En toen is het dus allemaal begonnen, zei Helen.