Is Geert Wilders een held?

Datum 17 januari 2011

22-23 januari 2011 vond in Brussel de eerste Vlaams-Nederlandse ontmoeting binnen deBuren univerCity plaats. De thema's waren 'Helden' en ' Erasmus'. Als ticket voor dit weekend gold een kort essay. Deelnemer Alberto Feenstra ging de uitdaging aan en beantwoordde de vraag: 'is Geert Wilders een held?'

‘Henk en Ingrid’ verhouden zich tot Geert Wilders als ‘Joe the Plumber’ tot Barack Obama. Obama won de Amerikaanse presidentsverkiezingen en ontving vervolgens de Nobelprijs voor de vrede, wegens zijn uitstraling en belofte van hoop, zonder aanwijsbare verdienste. Wilders stapelt electoraal succes op succes, zonder daadwerkelijke veranderingen teweeg te brengen. Charisma en symbolisch leiderschap lijken van groter belang dan daadwerkelijke prestaties.

De vraag naar heldendom doet denken aan de verkiezing van Grootste Nederlander in 2004. Tv-kijkend Nederland mocht beslissen wie de grootste Nederlander ooit was. De in 2002 vermoorde politicus, Pim Fortuyn won de verkiezing zonder aanwijsbare bijdragen aan de Nederlandse geschiedenis. Ook hier lijkt de verkiezingsuitslag erop te wijzen dat charisma beslissender is dan prestaties.

Als blijkt dat bij dergelijke verkiezingen charisma een belangrijker component voor succes is dan objectievere criteria, dan is de vraag wat deze criteria zijn en nog belangrijker wie deze op welke wijze vaststelt. In verkiezingen, zoals die van Grootste Nederlander en de Amerikaanse president, vallen twee zaken op. De eerste is de rol van het publiek, de kiezers. Het tweede opvallende is de gekozene, het object van de verkiezingen. De vraag is dan ook hoe deze twee zaken met elkaar verband houden. Bij de bestudering van Obama en Wilders zijn representatie en identificatie door het publiek van doorslaggevend belang. Zowel ‘Joe the Plumber’ als ‘Henk en Ingrid’ worden als representatief voorgesteld voor tot op heden politiek verwaarloosde personen. Het vermogen het grote publiek te mobiliseren en het aanwenden van charisma om een publiek te overtuigen is niet nieuw; invloed op de grote massa komt op diverse momenten in de geschiedenis voor.Om demagogie en te veel macht bij populaire leiders te voorkomen werden in het oude Athene verscheidene maatregelen genomen, zoals beperkte ambtsperiodes. De macht van de ‘demos’, de democratie, was overigens het gevolg van populair leiderschap. Cleisthenes gaf het volk macht in ruil voor politieke steun. De adel verloor dus macht aan het volk.Een vergelijkbare emancipatie van het volk is in het oude Rome te vinden. Van oudsher had het Patriciaat de macht omdat alleen zij in de senaat zitting konden hebben. Met de instelling van volkstribunen kreeg het volk vertegenwoordigers met vetorecht. Ook in Rome werden daarnaast maatregelen genomen om concentratie van de macht bij enkele personen te beperken.Veel dichterbij huis zijn de Franse en Amerikaanse revoluties aan het einde van de achttiende eeuw. Opnieuw is er sprake van emancipatie van een deel van de bevolking dat niet vertegenwoordigd wordt. Met de leus ‘no taxation without representation’ gaven de kolonisten in Amerika aan geen belasting te betalen aan de Britse kroon zolang zij niet in het parlement vertegenwoordigd waren.In het achttiende-eeuwse Frankrijk was onvrede ontstaan bij de gegoede burgerij, die ondanks hun economische succes geen politieke macht had, die was beperkt tot de adel en de katholieke kerk. Koning en nieuwe parlement hebben nog enige jaren naast elkaar gefunctioneerd, omdat afschaffing van het Franse koningschap geen doel van de revolutionairen was, maar representatie en politieke macht.Hoewel er na de Franse en Amerikaanse revoluties in verschillende landen steeds vaker volksvertegenwoordigingen kwamen had nog lang niet iedereen stemrecht; stemrecht bleef beperkt tot een elite. Partijen ontstonden meestal als samenwerkingsverbanden in het parlement. De eerste moderne partij in Nederland, de ARP onder Kuyper, probeerde zich daarentegen eerst maatschappelijk te organiseren, zodat in het parlement een vuist namens de kiezers gemaakt worden.In de tijd van Kuyper veranderde aan het einde van de negentiende eeuw de stijl van politiek leiderschap. Politieke leiders werden steeds centrale figuren, waarbij privé en politiek lang niet altijd te scheiden waren. Dit werd nog eens versterkt door de invoering van algemeen mannenkiesrecht in 1917, gevolgd door de vrouwen in 1919. Binnen de partijen bestond een zekere hiërarchie, vaak op basis van deskundigheid, zoals juridisch advies aangaande staatsrechtelijke zaken. Leiderschap was een combinatie van verdienste, uitstraling, organisatie en deskundigheid.In alle genoemde situaties was er sprake van een zekere gezagscrisis. Een aanzienlijk deel van de bevolking voelde zich niet of onvoldoende vertegenwoordigd in de politieke besluitvorming. Toch zijn er grote verschillen met de aangehaalde historische momenten. Waar eerder veelal sprake was van daadwerkelijke ongelijkheid, die de bewegingen werkelijk emancipatoir maakten, is dat nu niet het geval. Waar voorheen sprake was van opinievorming op basis van zekere expertise, is er momenteel sprake van volledige nivellering van de waarde van meningen. Het belang van de mening van ‘Henk en Ingrid’ is even groot als dat van ieder ander. Expertise, zoals van academici, is eerder verdacht dan nuttig. Tot slot moet de rol van de media niet worden onderschat. Op televisie komen steeds vaker prominenten (Bekende Nederlanders) dan deskundigen hun oordeel geven over bepaalde zaken. Meningen worden zonder de beoordeling van een hoofdredactie, zoals bij bestaande media als kranten, ongefilterd op het internet geplaatst. Al deze zaken leiden tot een te grote aandacht voor de boodschapper dan de boodschap.

De illusie van gelijkheid van oordeelsvermogen leidt ertoe dat de wijze van presentatie belangrijker wordt dan de inhoud. Algemeen kiesrecht kan slechts functioneren wanneer deskundigen gehoord worden en niet bij voorbaat verdacht worden gemaakt. Anders wordt iedereen met een podium een held.