'En wat vinden de skaters ervan?': Over een skatepark en actuele kunst

Datum 21 december 2021

Hun scherp geformuleerde kunst(bezoekers)kritiek leverde Lena Vercauteren een finaleplek op in de essaywedstrijd Hooray for the Essay. 'In dit essay over een skatepark en actuele kunst zitten mooie ideeën, denk dan bijvoorbeeld aan een woord als museumgangersloopje, waarvoor veel lof van de jury.'

Begin september sta ik als jobstudent op de kunsttriënnale PARADISE van Kortrijk. In mijn eerste week sta ik op – of beter in – het kunstwerk 'Hammock Café' van Art Labor. Het is een nomadische koffiebar met Vietnamese koffie, hangmatten en verschillende kunstwerken van Jarai kunstenaars uit Centraal Vietnam. Voor PARADISE staat het nu in het gebouw van jeugdcentrum Tranzit. Hammock Café bevindt zich in de inkomhal, rechts van het skatepark waar de Kortrijkse jongeren hun namiddagen spenderen. Voor veel bezoekers lijkt er een dissonantie te zijn tussen het skatepark en de kunst. Iemand vraagt me eens met een halve lach: 'En wat vinden de skaters ervan?' Het is dan dat ik mij besef hoe indringend de veronderstelling van de kunstbezoeker is. Alsof het een ruimte is waar je iets van moet 'vinden'. De geleefde ruimte van het skatepark is heel anders dan de geconcipieerde ruimte van de kunsttentoonstelling. Het samengaan van de twee bij Hammock Café vraagt ons om na te denken over hoe kunst geleefd kan worden vanuit de blik van een publieke ruimte.

 

Op de kunsttriënnale nemen nog een aantal kunstwerken de publieke ruimte in. Op de Grote Markt versperren torens van plastic kattenbakken efficiënte wandeltrajecten. Bij de noordelijke Broeltoren wordt een ruimte publiek gemaakt die normaal privé is. In het jeugdcentrum neemt de tentoonstelling een deel van een ruimte in die niet per se als publiek wordt gezien door de kunstbezoekers, maar wel door de skaters. Je merkt het aan hoe beide groepen de ruimte innemen, maar ook hoe ze reageren op elkaars aanwezigheid. De bezoekers vragen aan mij of de skaters niet te veel storen. Niemand vraagt echter aan de skaters of wij hen niet storen met onze constante aanwezigheid.

 

De ruimte van het skatepark bevindt zich op de grens van publieke en private ruimte. In tegenstelling tot veel andere skateparken, is dit een indoor skatepark en daarbij ook afgesloten met een poort en toegangsdeuren. Op de buitendeur van het jeugdcentrum hangt een papier met de openingsuren. Eens de deuren dichtgaan, krijg je ze niet open zonder een badge die je toegang verleent. Ondanks die afsluitingselementen wordt de ruimte door de skaters ingenomen als een publieke ruimte. Veel jongeren met skateboards en steppen gebruiken de ramps, vrienden zitten aan de kant en praten. Soms zitten ze vooraan het gebouw aan de picknicktafel. Voor de skaters is de tentoonstelling een deel van die publieke ruimte, waar zij gewoon hun eigen ding mogen doen. Je kan ze niet tegenhouden om de hangmatten van Hammock Café te verplaatsen. In het barmeubel zit een deuk van een skater die het blijkbaar met iets of iemand niet eens was. Ze leggen zich meteen in de hangmatten, kijken eens rond en babbelen met elkaar alsof ik er niet ben. Ik lees op rustige momenten dan ook gewoon in een boek. Het feit dat de ruimte ergens binnen is en afgesloten kan worden, voelt als bijzaak eens de deuren openstaan.

 

'Kunst, en zeker actuele en hedendaagse kunst, brengt een aantal verwachtingen met zich mee. Je merkt het aan de manier waarop kunstbezoekers zich in de ruimte bewegen.'

Wat deze ruimte zo open maakt, is het feit dat je geen reden moet hebben om er rond te hangen. Niemand wordt buitengegooid omdat ze niet skaten. Er wordt geen inkom gevraagd. Aanwezigheid is, tijdens de openingsuren, onvoorwaardelijk, zoals bij een bibliotheek. De skaters hebben ook weinig verwachtingen van mijn aanwezigheid. Als de deur naar het skatepark niet automatisch open gaat, vragen ze aan mij of ik het skatepark kan openen. Wanneer ik zeg dat ik dat met mijn badge niet kan, druipen ze weer af. Op een dag valt een jongen verkeerd met zijn skateboard en vraagt iemand of ik een ijszak heb. Ze slaan geen praatje met mij en vragen niet naar wat de tentoonstelling is. Enkel wanneer ik vermeld dat de koffie gratis is, krijg ik echt een reactie. Voor de rest ben ik een aanwezige in een open ruimte waarin geleefd kan worden.

 

Ik vertel een skater die koffie wil wat over de tentoonstelling en de Robusta koffie. Hij knikt wel, maar is voornamelijk geïnteresseerd in wanneer zijn vrienden zullen toekomen. Een paar dagen later hoor ik een jonge gast tegen zijn vriend zeggen dat de koffie gratis is. 'Het is Vietnamese koffie. Dat wordt met gecondenseerde melk gemaakt.' Ik beeld me in dat hij toch iets onthoudt van mijn uitleg. De jongeren kijken er naar uit om even een tussenstop te maken bij mijn koffiebar. Ik kijk op van mijn boek tijdens rustige momenten en zie twee of drie vrienden naast elkaar schommelen in de hangmatten.

 

Er komen kunstbezoekers. Ze kijken wat rond, zetten zich op de ongemakkelijke bank die half verstopt staat achter een hangmat. Ze luisteren met knikkend hoofd naar mijn uitleg. Ik zeg ze dat ze in de hangmatten mogen liggen. Ze weigeren en drinken snel hun koffie om dan naar het volgende kunstwerk te gaan. Vaak stellen de bezoekers zich bijna asociaal op naar de skaters toe. Ze zien de skaters als ruis in de esthetische ervaring. Alsof de skaters synoniem staan voor overlast en niet gewoon jongeren die samenkomen en sporten. Alsof de skaters de kunst niet kunnen waarderen. Het zijn net de bezoekers die de geconcipieerde ruimte opdringen aan het jeugdcentrum; het is hun eigen blik die voor zoveel spanning zorgt. De kunstbezoekers kijken naar de skaters in de hangmatten zoals gekeken wordt naar de 'luide jongeren' die geweerd worden op de betonnen oases van pleinen zoals het Theaterplein van Antwerpen. Wanneer de kunstbezoekers weg zijn, schommelen de jongeren rustig verder met lauwe koffie in de hand.

 

Kunst, en zeker actuele en hedendaagse kunst, brengt een aantal verwachtingen met zich mee. Je merkt het aan de manier waarop kunstbezoekers zich in de ruimte bewegen. Hammock Café neemt enkel de inkomhal in en toch wandelen een paar kunstbezoekers, met dezelfde meditatieve trage tred, naar het skatepark. Tijdens de schooluren is het skatepark niet open en kan je enkel door een groot zwart hek kijken naar de ramps en rails. De performance van de kunstbezoeker die naar het skatepark kijkt als ware het een kunstwerk wordt nog duidelijker het moment dat ik aangeef dat het skatepark geen deel is van de tentoonstelling. De meditatieve manier van wandelen verandert in een functioneel gestap terug naar de ruimte van de tentoonstelling. De bezoeker schaamt zich bij het verkeerd inschatten van het skatepark als kunstruimte. Het besef dat Hammock Café zelf ook niet als elitaire 'kunstruimte' behandeld moet worden, komt niet.

'Is het erg dat de skaters niet méér zien dan hangmatten en koffie? Of is het juist erger dat de kunstbezoekers constant inspanningen leveren om de “betekenis” te snappen?'

Hammock Café wordt niet altijd in zo’n publieke ruimte opengehouden. Vaak staat het in musea opgesteld. In 2018 is het deel van de 57ste editie van Carnegie International in Pittsburgh, Pennsylvania, VS. Paula Burleigh concludeert over Hammock Café: 'The project was rich and complicated, but did the average viewer glean anything beyond the novelty of free coffee and lounging in the museum, particularly when substantive explanations are buried in a book they may or may not have carried?' [1] De kunstbezoeker ervaart de tentoonstellingsruimte als een geconcipieerde ruimte die zij moeten leren kennen, met een gids of met een catalogus die aan de infostand te koop is. De achtergrond van Hammock Café en de Jarai kunstenaars is inderdaad interessant. De artistieke filosofie hangt samen met een geschiedenis van (de)kolonisatie, minderhedengroepen in Vietnam en reïncarnatie. Maar het werk gaat ook over tot rust komen. Hammock Café is meer dan enkel een kunstproduct om te bewonderen. Is het echt zo spijtig als je enkel geniet van de hangmat en de koffie, zoals Burleigh zegt?

 

En wat vinden de skaters ervan? Het is de ruimte waarin zij leven als tieners en pubers. Waar ze elkaar ontmoeten, sporten en tot rust komen in de hangmatten. Art Labor beschrijft hun werk in een Facebook-post als volgt: 'A Hammock cafe is basically a truck stop. You are a long-distance driver. Immerse yourself in robusta, the look, the lore, the smell, and even the taste. Then get back on the road.' [2] Ik zie de skaters langer dan de kunstbezoekers naar boven kijken naar de vliegers en sculpturen. Ze zijn beleefd als ze koffie vragen. Ze zien de ruimte niet als een plaats waar ze betekenissen moeten achterhalen of hun smaak in kunst op performatieve wijze moeten tonen. Ze gaan op in de ruimte, in de hangmatten, in de koffie. En dan gaan ze weer op weg. Uiteindelijk kan je je afvragen of zij de dramaturgie van de ruimte niet beter volgen dan de kunstbezoekers. Immerse yourself… then get back on the road.

 

Al is er een bepaald moment waar zelfs rigide kunstbezoekers oplichten. In de ruimte hangen twee lenticulaire prints. Bij lenticulair drukwerk zie je, door een geribbelde doorzichtige laag op de print, iets anders afhankelijk van waar je staat. Elke keer ik die uitleg geef, volgt er betekenisloos geknik. Dan zeg ik: 'Of simpelweg: het zijn zoals gigantische flippo’s.' Even is er gewoon verwondering en plezier. Weg is het typische museumgangersloopje. De mensen stappen heen en weer om de print te zien veranderen. Op dat punt verschillen de skaters niet van de kunstbezoekers. Of je de betekenis nu weet of niet, het blijft cool.

 

Is het erg dat de skaters niet méér zien dan hangmatten en koffie? Of is het juist erger dat de kunstbezoekers constant inspanningen leveren om de “betekenis” te snappen en daarbij eigenlijk nooit tot rust komen in Hammock Café? De skaters tonen wat publieke ruimte echt met zich meebrengt: de onvoorwaardelijkheid van aanwezigheid en de overtuiging dat je aanwezigheid een recht is. In Hammock Café zit veel betekenis. Het is deel van een groter project: Jrai Dew, waar de filosofie heerst dat mens zijn maar een deel is van de metamorfose van de natuur. Menselijke aanwezigheid als ding op zich binnen de natuur die constant verandert. Terwijl de kunstbezoeker voorzichtig rondkijkt als een buitenstaander, springen de jongeren in de hangmatten. Ze (be)leven de ruimte met het lef van iemand die weet het recht te hebben aanwezig te zijn. Het is met die publieke blik dat Hammock Café pas echt tot zijn recht komt als rustplaats.

[1] Paula Burleigh, “The Politics of Museum Joy,” in The Guide: Carnegie “International,” 57th Edition, 2018, red. Ingrid Schaffner. (Pittsburgh: Carnegie Museum of Art, 2018), 127.[2] Art Labor. 2019. “Art Labor Hammock Café.” Januari 17, 2019. https://www.facebook.com/artlaborcollective/posts/1205023022984038

Lena Vercauteren (1996) is student theaterwetenschappen aan de Universiteit Gent en poëzieredacteur bij Kluger Hans. Als dichter, essayist en theaterauteur zoekt die graag de grenzen op en schrijft over wat daar zoal te vinden is. Hun poëzie is al verschenen in Meander, Het Gezeefde Gedicht en De Optimist.