Ilja Leonard Pfeijffer over waarheid

Datum 1 juli 2021

Op 4 maart 2021 stond Ilja Leonard Pfeijffer even stil bij het belang van de waarheid. Sinds de opkomst van het internet heeft de waarheid aan aanzien moeten inboeten. Waar het vroeger een onweerlegbaar feit was, is het nu slechts een van de vele meningen die online te vinden zijn. ‘Mooi wordt de wereld, want je krijgt alleen nog de waarheden te zien die stroken met jouw waarheid. In de echokamers van internet heeft iedereen binnen de kortste keren gelijk.’

Mijn vader was een wijs man. Toen ik zo rond mijn zeventiende bijziend werd en een bril nodig begon te krijgen en toen ik hem op een zekere avond op de hoogste stelde van deze behoefte, vroeg hij: ‘Waarom?’ Deze vraag was zo voor de hand liggend dat hij mij een kort moment uit mijn evenwicht bracht. ‘Omdat ik niets meer zie,’ antwoordde ik vervolgens. ‘Er valt ook niets te zien,’ zei hij. Hij weigerde zijn toestemming.

 

Toen ik uiteindelijk na lang aandringen toch een bril kreeg, begreep ik wat hij bedoelde. Ik zag haarscherp, maar de wereld werd er niet mooier op. Iedere puist en elke vorm van beharing bij mijn medemensen kon ik van vele meters afstand nauwkeurig waarnemen. Toen ik vele jaren later, in de zomer van 2008, mijn bril verloor in Leuven, ervoer ik hetzelfde op een tegenovergestelde manier. Ik heb mij tot op de dag van vandaag nooit meer een nieuwe bril laten aanmeten omdat de wereld zonder bril aanzienlijk fraaier en aanlokkelijker bleek. Ik zag opeens weer de mooiste vrouwen in de verte, om maar een voorbeeld te noemen. Slank en elegant flaneerden ze daarginds op lange benen van verdriet voor mijn mistige ogen. Pas wanneer ze te dichtbij kwamen, zag ik dat ik mij had vergist en dat wie ik voor een martelende schoonheid had aangezien, in werkelijkheid een dikke Duitse toerist was met harige kuiten.

 

We zien wat we willen zien. En het leven is op die manier aangenamer dan wanneer onze wensdromen bij voortduring worden weerlegd door de meedogenloze werkelijkheid. Dat was de les die mijn vader mij wilde leren.

We zien wat we willen zien. En het leven is op die manier aangenamer dan wanneer onze wensdromen bij voortduring worden weerlegd door de meedogenloze werkelijkheid.

De waarheid is vele eeuwen lang het exclusieve domein geweest van geprivilegieerde specialisten, als medicijnmannen, profeten, vogel- en leverschouwers, priesters, filosofen en wetenschappers. Het gewone volk ploeterde in de modder van de weerbarstige werkelijkheid en wat dat allemaal te beduiden had en waarom dat allemaal zo was, werd bestudeerd en uiteengezet door lieden die ervoor hadden doorgeleerd om zich deze vragen te mogen stellen. Slechts enkelen hadden toegang tot kennis en slechts weinigen hadden het voorrecht en de middelen om hun bevindingen te kunnen publiceren. De waarheid was in goede handen, want de specialisten respecteerden de regels die ze zelf met betrekking tot hun specialisme hadden opgesteld. In een boek stond doorgaans geen onzin, want allerlei poortwachters voorkwamen dat onzin werd gepubliceerd.

 

Maar toen gebeurde het op een kwade dag dat internet werd uitgevonden en dat veranderde alles. Revoluties in de communicatietechnologie veranderen niet alleen de wijze van communiceren, maar ook de manier van denken. Vaak zijn het sociale revoluties die een radicale omslag markeren in onze verhouding tot de wereld, de werkelijkheid en de waarheid. In de menselijke geschiedenis hebben er tot nu toe vier van dergelijke omwentelingen plaatsgevonden. De eerste was de uitvinding van het schrift, die niet alleen kennisoverdracht op afstand en in de tijd mogelijk maakte, maar ook registers en contracten. De tweede was de uitvinding van de codex, het gebonden boek, waarin je kon bladeren en waarin je dingen kon opzoeken, die Bijbelexegese, woordenboeken en encyclopedieën mogelijk maakte en leidde tot de stichting van de eerste universiteiten. De derde was de uitvinding van de boekdrukkunst, die leidde tot de reformatie, de politieke emancipatie van de middenklassen, pamfletten, de Franse revolutie en de moderne tijd. En de vierde revolutie beleven we nu met de uitvinding van internet. Alessandro Baricco beweert in zijn belangrijke studie The Game zelfs dat deze vierde en laatste revolutie alle vorige in haar schaduw stelt. We leven in historische tijden. Dat is ons voorrecht.

 

Internet is nog jong, zo piepjong dat een heel erg jong iemand zoals ik zich nog kan heugen dat er op de universiteit in het eerste jaar een cursus werd gegeven waarin je leerde hoe je de verschillende kaartenbakken van de universiteitsbibliotheek moest gebruiken. Toegang tot kennis was in die dagen nog een vak. En hoewel internet nog jong is, kunnen we nu al concluderen dat een van de gevolgen van deze inventie is dat iedereen nu in principe de illusie mag koesteren dat hij met een muisklik toegang heeft tot alle kennis van de wereld. Tegelijkertijd heeft internet het voorrecht om te publiceren gedemocratiseerd. Waar je tot voor kort over kanalen en geduld moest beschikken om je bevindingen wereldkundig te maken, kan iedere nitwit tegenwoordig met een muisklik een miljoenenpubliek bereiken.

 

Dit heeft gevolgen voor de waarheid. De waarheid is specialisten uit handen gerukt. Sterker nog, van specialisten moeten we tegenwoordig niets meer hebben. Baricco schrijft in The Game over het einde van het pact tussen het volk en de elite, dat altijd gebaseerd is geweest op het exclusieve voorrecht van de elite om zich toegang te verschaffen tot kennis en om te publiceren en dat nu zijn geldigheid heeft verloren. Dit betekent dat ook de oude spelregels hun geldigheid hebben verloren. Het wordt niet meer nodig gevonden om de waarheid op de waarheid te baseren. Nu de waarheid is gedemocratiseerd, is de waarheid slechts een mening geworden. De waarheid is onder een grote hoeveelheid waarheden begraven en ieders waarheid is evenveel waard.

Nu de waarheid is gedemocratiseerd, is de waarheid slechts een mening geworden. De waarheid is onder een grote hoeveelheid waarheden begraven en ieders waarheid is evenveel waard.

En wat er nu gebeurt, is wat mijn wijze vader mij heeft geleerd. Iedereen ziet wat hij wil zien, want de wereld is mooier zo. De algoritmen van commerciële monopolisten helpen je graag om alleen te zien wat je wilt zien. Arjen Lubach verzon de term ‘de fabeltjesfuik’ voor het principe dat mensen door algoritmen worden gestuurd om informatie tot zich te nemen die hen bevestigt in hun wereldbeeld, omdat ze sites voorgeschoteld krijgen die lijken op de sites die ze eerder hebben bezocht. Op de sociale media zitten we allemaal in onze bubble en hoe meer je interageert met gelijkgestemden en googelt naar de bekende weg, hoe gezelliger het wordt. Mooi wordt de wereld, want je krijgt alleen nog de waarheden te zien die stroken met jouw waarheid. In de echokamers van internet heeft iedereen binnen de kortste keren gelijk.

 

Dit is een probleem, althans dat vinden wij, want wij zijn de rudimenten van de oude elite en wij heugen ons nog hoe waardevol de waarheid ooit was. Het is een probleem omdat elke discussie zinloos is in de echokamers van het internet. Je kunt niet discussiëren als je het om te beginnen niet eens kunt worden over de feiten die aan de discussie ten grondslag liggen. Ook feiten zijn maar een mening geworden. De mogelijkheden om bewust misleidende informatie te verspreiden zijn ongekend. Er wordt op ongekende schaal gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. En opeens staat onze hele democratie op het spel, want die was gebaseerd op redelijkheid en discussie volgens bepaalde spelregels. Dus het is een probleem, ja, en niet alleen voor ons.

 

De gebruikelijke reactie op de signalering van dit probleem is dat men de schuld ervan in de schoenen schuift van de monopolisten met hun verdienmodel dat erop is gebaseerd ons voor te schotelen wat wij eerder hebben genuttigd. Zo pleitte Arjen Lubach bijvoorbeeld in zijn memorabele aflevering over de fabeltjesfuik voor meer openheid en transparantie over de werking van deze algoritmen. Misschien kunnen die ook worden verboden en afgeschaft. Het zou een stap in de goede richting zijn, maar het gaat natuurlijk nooit gebeuren en ik weet niet eens of het echt zou helpen.

 

Want we zien nu eenmaal wat we willen zien. Dat is het echte probleem. Het is onze eigen schuld. Die algoritmen helpen ons alleen maar een handje om precies dat te doen wat we ook zonder die algoritmen zouden doen: meer van hetzelfde zoeken om de wereld te zien zoals wij haar graag willen zien. Wat we nodig hebben, is een klap in ons gezicht van Karl Popper. Als we ons de gewoonte zouden aanleren om in onze zoektochten op internet doelbewust op zoek te gaan naar alle informatie die onze mening zou kunnen falsificeren, zouden we een stuk verder zijn. Dan zouden die algoritmen ook in de war raken. We moeten actief op zoek gaan naar de weerlegging. De uitweg uit de echokamer is niet klagen over de echo, maar de deur. Je kunt eruit. Dan kom je ongetwijfeld vanzelf in een andere echokamer terecht, maar dat is al winst.

 

Obama sprak in een lezing voor studenten over de hedendaagse paradox van de kennis. We hebben nog nooit zoveel kennis tot onze beschikking gehad als nu, zei hij. Onder de duim op onze telefoon zitten rijkere en completere bibliotheken dan onze voorouders ooit hebben gekend, zei hij. Maar paradoxaal genoeg maakt al deze kennis ons niet bepaald kritisch ten opzichte van kennis. Daar zit precies het pijnpunt. We zijn ten opzichte van al die kennis als kinderen in een snoepwinkel en we eten ons misselijk aan onze lievelingsdrop. We moeten opgroeien, dat is wat er van ons wordt gevergd. We moeten leren omgaan met het nieuwe medium van internet en met de ongekende mogelijkheden die het ons biedt om te luisteren en te spreken.

© Stephan Vanfleteren

Ilja Leonard Pfeijffer (1968, Rijswijk) schrijft romans, verhalen, gedichten, columns, essays, toneelstukken en songteksten. Hij was tot 2004 werkzaam als classicus aan de Universiteit van Leiden, gespecialiseerd in het werk van de klassieke dichter Pindarus. In 1998 debuteerde Pfeijffer met zijn poëziebundel Van de vierkante man, waar hij de C. Buddingh'-prijs voor kreeg. Ook zijn debuutroman Rupert, een bekentenis (2002) werd bekroond met de Anton Wachterprijs en de Seghers Literatuurprijs.

 

Pfeijffer woont en werkt sinds 2009 in Genua, waar hij zijn beroemdste werk tot nu toe schreef: La Superba, bekroond met onder anderen de Libris Literatuur Prijs in 2014. Zijn laatste dichtbundel Idyllen, nieuwe poëzie uit 2015 werd bekroond met zowel de VSB poëzieprijs, de Jan-Campert-prijs als de Awater poëzieprijs – voor het eerst dat een dichter deze ‘grand slam’ op zijn naam wist te schrijven. De maatschappelijke betrokkenheid die zijn werk kenmerkt, vond in 2015 erkenning in de vorm van de E. du Perronprijs, toegekend voor de dichtbundel Idyllen, zijn columns voor NRC en Gelukszoekers, een bundeling teksten over het migratie vraagstuk waar Pfeijffer zich veel mee bezig houdt. Niet lang daarna maakte hij voor de VPRO de driedelige televisiedocumentaire ‘Via Genua’, over zijn woonplaats als stad van aankomst en vertrek.