Opeens voel ik hem. Adam.Bij het dichten van mijn adem zit hij achterin in mijn keel,met een appel van wie weet de tuin van Eden.In mijn keelorgaan zit de mythe van een zonde.In mijn keelorgaan zit de naam van een man.
Voor ik over de stem van de vrouw spreek,moet ik eerst haar stilte hoorbaar maken.
Aangemeerd bij het strottenhoofd, verdwaal ik in de grotten van mijn keel.Onder het gehemelte klinkt gezang. Het ‘Ik’ vermenigvuldigd, meerstemmig in alle holten. De vele stemmenzingen lijfliederen die niemand ooit hoorde. Simultaan belichaam ik al wat kan bestaan, simultaan omdat ikverander. Alles verandert, niets vergaat7.
Het is niet voor niets dat de stem en het lied een belangrijke symboliek vormen in de mythologie van over dehele wereld . Het is niet voor niets dat de verstomming een symbolische 8 ontmenselijking is in diezelfdemythologie. De metaforische wereld die op mijn nachtkastje ligt, onthult in heldere waas een stekendewereld die nog steeds als scherven aan onze voeten ligt, nog steeds niet volledig opgeraapt en geheeld. Ikwaan me in een dromend verhaal van uitgesneden tongen, van vrouwen verkracht, ontmenselijkt, ongehoord,veranderd in plekken of verschijnselen die enkel verschijnen, niet meer spreken.
Semiramis, wordt veranderd in een duif.
Syrinx, wordt veranderd in een panfluit. Menthe, wordt veranderd in een muntplant. Leuconoë, wordt veranderd in een vleermuis. Arsippe, wordt veranderd in een vleermuis. Alcithoë, wordt veranderd in een vleermuis. Galantis, wordt veranderd in een wezel. Scylla, wordt veranderd in een vogel. Ariadne, wordt veranderd in een ster. Phene, wordt veranderd in een vogel. Aglauros, wordt veranderd in een standbeeld. Niobe, wordt veranderd in steen. Io, verkracht door Zeus, wordt veranderd in een koe. Callisto, ontmaagd, bezwangerd door Zeus,
wordt veranderd in een beer. Leucothoë, verkracht door de zon,
wordt veranderd in een wierookstruik. Daphne, vervolgd door Apollo,
wordt veranderd in een laurierboom. Ocyrhoë, heeft profetische krachten,
wordt veranderd in een paard. Arethusa, geschonden door een riviergod,
wordt veranderd in een waterbron. Arachne, weeft de waarheid, wordt veranderd in een spin. Philomela, verkracht en met een mes van haar tong
ontnomen, wordt veranderd in een vogel. Theophane, verkracht door Neptunus. Liriope, verkracht door Cephisus. Melantho, verkracht door Neptunus. Chione, gedood door Diana die een pijl in haar tong schiet. Byblis, intens verliefd op haar eigen broer,
wordt veranderd in een bergbron. Myrrha, intens verliefd op haar eigen vader,
wordt veranderd in een mirreboom. Iphis, intens verliefd op een andere vrouw,
wordt uit noodzaak veranderd in een man. Hecuba, aanschouwt gedwongen de moord op haar kinderen,
wordt veranderd in een huilende hond. Nyctimene, gedwongen tot incest, wordt veranderd in een uil. Medusa, verkracht door Neptunus,
wordt veranderd in een monster.
Caenis, verkracht door Neptunus, wordt veranderd in een man.Helena, gebruikt, gekaapt, wordt veranderd in een mythe.
Dit is slechts een selectie van de manieren waarop vrouwenfiguren in het epos van Ovidius een metamorfoseondergaan die hen van hun menselijke stem berooft. Die roof gaat meer dan eens gepaard met eenverkrachting, een ontering van hun mens-zijn. Ook al zijn deze vrouwen na hun transformatie vaak noglevend, soms zelfs nog in staat om geluid te produceren, altijd is hun menselijke stem verstomd9. Zo kan Ioenkel nog loeien als een koe, kan Hecuba enkel nog huilen als een hond, kan Galantis enkel nog kinderen baren via haar wezelsmond. Zo is Helena geen mens meer maar een concept: een projectie van geweld envan vrouwelijkheid geboren uit de door mannen geschapen en beschreven Griekse Oudheid10.
Ik lees tot diep in de nacht. Ik waan me in de verhalen die in hun onwetende doorvertelling ook míjn keeldichtknijpen. Het niet kunnen spreken in de letterlijke en figuurlijke zin, is een bestaan tussen leven en dood.
De vrouw verstomt in de verhalen. De mythologie zwijgt. De verstomming vertelt men door zonder door tehebben. De wereld zwijgt op zijn beurt.
Stem heeft alles te maken met kracht.Verstomming alles te maken met macht.
Ik wankel.
Ik vervolg mijn gewervelde weg.
Mijn stem trekt het zwijgen in twijfel.
In zijn luidheid confronteert de wereld me met mijn eigen stilte. Waarom blijf ik stil terwijl er veel te zeggenvalt? Waarom denk ik dat ik aan iets moet voldoen om bij te dragen aan het discours? Waarom plakken devele stemmen aan mijn gehemelte vast?
En toch is ook zwijgen tweeledig.
Is zwijgen ook een drijfkracht, een vacuüm, een deining in tijd en ruimte.In zijn luidheid spreekt de wereld mijn innerlijke stilte aan. Als ik naar de woeste zee van Bretagne kijk, deplek waar ik geboren ben, het gaat binnenkort regenen, er is geen andere ziel op de rotsen, de zee klettert enruist: op die momenten ervaar ik overweldigende stilte, word ik gewezen op het oog van de storm dat iksoms mag zijn.