II
En hoewel ik die oproep in het NRC Handelsblad ter harte heb genomen, vind ik die achteraf gezien best gevaarlijk.
Die oproep suggereerde namelijk dat die verbeelding zal moeten ontspruiten aan het domein van de kunsten, een domein dat volgens een breedgedragen poëtica ‘waardevrij’ wordt genoemd - en vervolgens suggereert die oproep ook dat die nieuwe verbeelding als een soort collectieve landkaart zou kunnen functioneren. Een landkaart waarmee we naar dat nieuwe paradigma kunnen marcheren, als samen oprijzende boten. Althans dat was hoe ik de uitkomst voor me zag.
Ik dacht: Als die droom eindelijk zou verschijnen, zouden we hem met beide handen aangrijpen en het visioen tegemoet lopen. Ik stelde het me echt voor als een happening.En nu – twee jaar na die oproep en ook twee jaar nadat ik me intensief heb bezig gehouden met de vraag wat die verbeelding zou kunnen zijn– geloof ik dat die verbeelding waar we op zitten te wachten, allang in de maak is, en geen landkaart is, geen maquette is, maar onderdeel van een strijd. Er wordt op dit moment een strijd om de werkelijkheid gevoerd. Dat wil zeggen, er wordt een strijd gevoerd om de vraag welk verhaal het predicaat werkelijkheid zal krijgen en dat zie je aan de taal.
In 2005 zijn er eenentwintig woorden in de Van Dale met de samenstelling klimaat. Vandaag zijn dat er meer dan 200 en het vocabulaire neemt in rap tempo toe. Van die 200 woorden komt een deel uit de klimaatwetenschap, maar verreweg de meeste woorden zijn ideologisch gekleurd. Klimaatkalifaat
KlimaatdrammerKlimaatcomplot
Klimaatdictatuur
Klimaatdissident
Klimaatfanaat
Klimaatgekkie
Klimaatgelovige
KlimaatgoeroeKlimaatjongere
Klimaatspijbelaar
Klimaatkoorts
Klimaathysterie
Klimaatleugen
Klimaatlobby
Klimaatnazi
Klimaatpaus
Klimaatprofeet
Klimaatrealist
En dat de meerderheid van deze woorden uit een bepaald kamp komt hoeft ons eigenlijk niet te verwonderen.
We komen uit, en leven in een fossiele wereld, die heel veel te beschermen heeft, maar het feit dat deze woorden er zijn, betekent misschien wel vooral dat er bewegingen zijn die zich van die fossiele wereld proberen los te maken, voor wie zijn deze kwalificaties anders bedoeld, en die bewegingen beginnen ook langzaam een nieuwe taal te ontwikkelen die soms in staat blijkt ons te veranderen.
In 2015 bijvoorbeeld, twee jaar voor die oproep in het NRC, duikt in Zweden het woord vliegschaamte voor het eerst op. Flygskam. Er wordt hier en daar over getwitterd, drie jaar later krijgt het internationale bekendheid, verschijnen er columns, kopt de Telegraaf dat ‘vliegschaamte niet bestaat’, en is in 2019 in Zweden het aantal binnenlandse vluchten met 8% gedaald. En hoewel Zweden het enige land is waar het vliegverkeer daalt, zijn luchtvaartmaatschappijen bang dat dit vliegschaamte-virus zal overwaaien naar andere landen waardoor de internationale luchtvaartorganisatie Iata met een tegenoffensief bezig is om mensen van hun vliegschaamte te genezen. ‘We gaan een hele, hele grote campagne lanceren om uit te leggen wat we hebben gedaan, wat we doen en wat we in de toekomst willen doen,’ aldus de CEO van Iata.
Ook Ben van Beurden, de CEO van Shell, zegt naar aanleiding van dit verontrustende nieuws van de dalende vluchten dat hij bang is voor de demonisering van oliebedrijven.
En ergens verbaast het mij wel dat grote bedrijven als Iata en Shell bang worden van een woord als vliegschaamte, want eigenlijk heeft het alleen maar in Zweden tot verlaging van het aantal (binnenlandse) vluchten gezorgd. Tegelijkertijd maakt het me ook heel opgewonden, omdat die angst misschien wel betekent dat de taal ons toch nog allemaal toebehoort. En dat die iets kan betekenen.