Kijk naar mij, kijk naar mijn naam, naar mijn blazoen, aanschouw niet enkel mijn technisch kunnen, maar ook mijn eer die glanst tussen de kieren van het verhaal.
Kijk naar mijn naam die wel gebeiteld lijkt in arduin onderaan dit schouwspel, zie hoe ik daar zowel schilder ben en beeldhouwer word, kijk hoe ik de natuur oproep en de wereld van ons allen, zoals ooit de wonderbaarlijke Apelles deed tijdens de gouden dagen van het verleden en daarbij zelfs de werkelijkheid overtrof. Ben ik in uw ogen een Apelles van mijn tijd? Van de uwe misschien? Ben ik u waard? Ziet u hoe ik heb geïnvesteerd in dit werk, hoe ik mijn kunnen te kijk heb gesteld. Hier ben ik. Hier is Bernard van Orley. Hier heerst wat ik kan. Zoek naar mijn monogram.
Kijk naar mij. Mijn naam is gelijk een offer. Dit werk op hout ben ik immers, de verf is gelijk mijn bloed, de vormen die de verf oproept zijn mijn gedachten, het geheel toont in een oogopslag wie ik ben, wat ik kan, wat er met mij is gebeurd, wat ik heb vermengd.