2
We zijn toe aan de liefde in volle bloei.
In dit deel van de middag heerst het optimisme. De liefde is er en spreekt voor zich. En je kunt je niet voorstellen dat ze ooit weer vertrekt. De rust. De tevredenheid. Daar gaat het eerste gedicht over.
Het is een gek gedicht om voor te lezen, eigenlijk. U zou ‘m in beeld moeten zien. Een gedicht van Bert Schierbeek. Het is eigenlijk maar één zin. Die zin gaat voor mij over niets hoeven, over niets moeten, maar gewoon zitten en zijn. Met jóuw ander. Dat is de rijkdom van de liefde.
Bert Schierbeek schrijft:
hoe als je je met zorgeloosheid kon omringen en dat dat je ruimte was
Kent u dat?
Ik wel. Ik heb dat met mijn man, Gijs. Ik kan zo goed met hem samen zijn, stil zijn, niets doen. Dat zijn momenten waarop de liefde in een soort van samen gekozen stilte, juist enorm aanwezig is.
Wie daar mooi over zingt…over de eenvoud van de liefde, over simpelweg genieten van het feit dat het goed zit, dat is Boudewijn de Groot. Zijn tekstschrijver, Lennaert Nijgh, schreef ooit het beroemd geworden Avond. Dat schreef hij voor zijn vrouw. Die later de vrouw van Boudewijn de Groot werd.
Zo gaat het ook in de liefde. De perfecte momenten, ze beloven ons uiteindelijk helemaal niets. Dus kunnen we er maar beter van genieten zolang ze er zijn. En gelukkig zijn er mensen die ze in een tekst kunnen vatten. Zijn ze tóch een beetje voor altijd.
Ik lees u een kort stukje voor:
Ik doe de lichten uit en de kamer wordt nu donker,een straatlantaarn buiten geeft wat licht.
En de dingen in de kamer worden vrienden die gaan slapen, de stoelen staan te wachten op het ontbijt.
En morgen word ik wakker met de geur van brood en honing, de glans van het gouden zonlicht in jouw haar.
En de dingen in de kamer, ik zeg ze welterusten,vanavond gaan we slapen en morgen zien we wel.
‘Morgen zien we wel’. De liefde kan geruisloos zijn en ons daarmee tevreden stemmen, sussen. Maar in volle bloei, op volle kracht, is de liefde soms juist ook vurig, of stekelig.
Dat hoort u bijvoorbeeld in Ja, Rozen van Remco Campert:
Dit zijn rozen voor jeen alle poëzie.Dit is mijn mooiste pose:die van liefdes acrobaat,zwevend schijnbaar moeiteloos,maar met krampende tenenboven een bedvan rozen en doornen.
Ik zal je nu beschrijven:kijk, ik teken rozen op je huiden jij doornen op de mijne.
Goed,ik ben een acrobaat.Is er een mooiere pose?
Pose van gevaar,balancerend tussen begeerte en verweer:ik stijg, ik val en onderwijl:
ik teken rozenrozenrozen
en dit zijn rozen.
Tot slot. In dit blokje, over de liefde die stroomt: Reve, en zijn gedicht Liefde. Ik koos voor dit gedicht, vanwege de opluchting die je voelt, na z’n laatste zin. Liefde maakt vrij. Want wat voor de hoofdpersoon tot het eind van het gedicht verrekte ingewikkeld was, wordt ineens vanzelfsprekend.
Ik kom er maar niet achter wát precies en toch voel ik mee. Dat is de magie van poëzie. Reve schrijft:
‘Eindelijk… heeft Joseph het bij mij gedaan:Ik weet nu dat ik een man heb.Op straat trippel ik trots naast hem mede,Stil naar hem opziend.
Ik ga gebloemde bloesjes dragen.’
Mooi hè, die opluchting?
En dan hoop je tóch, als de liefde er is… dat ze blijft. Dat je het kunt vasthouden, bewaren. Dat spel van vasthouden en loslaten komt fantastisch terug in het werk van Marieke Lucas Rijneveld. Neem bijvoorbeeld deze dichtregel:
‘Als je twee mensen hebt van wie de één aan synchroonzwemmen doet en de ander niet, gaat alles fout.’
Of deze:
‘Angstig houden we de hele nacht elkaars hand vast.Los van elkaar kunnen we van alles zijn,maar vast zijn we geliefden:die hebben continueen stukje huid van elkaar in bezit.’
Zo... hiermee zit blok twee erop voor mij. De liefde staat in bloei. De mensen houden van wie ze willen. Terwijl ze zijn wie ze zijn. Zo lees ik het graag in de poëzie. En zo zie ik het ook graag in ’t echt.
Voordat ik bij mijn laatste blokje gedichten ben, is het tijd voor Jade Decoster, studente aan Odisee Hogeschool, hier om de hoek. Want ik wil vanmiddag graag ook het podium geven aan jong talent. Daar investeer ik in Nederland met liefde in. Naast Jade worden we straks ook getrakteerd op optredens van Iris Penning en Simone Atangana Bekono. Via hun podiumkunsten wil ik u vertellen hoezeer ik hecht aan het werk van nieuwe, jonge makers.
Jade, het is aan jou.
[vervolg na optredens Decoster en Penning]