Schrijfresidentie 2017

Voordat ik een fout maak, maak ik die fout niet

door Tjeerd Posthuma

Datum 12 december 2017

Achttien jonge schrijvers kregen tijdens de schrijfresidentie in Parijs de opdracht een artistieke reactie te schrijven over het thema 'geluk' ofwel het thema 'tijd'. Het verstrijken van de tijd veroorzaakt barstjes in de vanzelfsprekende band tussen twee boezemvrienden. Een verhaal van Tjeerd Posthuma over voetbal, vakantie en ongemakkelijke stiltes.

Foto © Fachry Zella Devandra on Unsplash

Voordat ik een fout maak, maak ik die fout niet (Johan Cruijff)

Het suizen van de snelweg dringt in Tariks oren, het kriebelt, het is alsof met elke versnelling de stilte harder in zijn oren gonst. Hij kijkt naar zijn voetbalmaatje Jonas en hoopt dat die het wel als een gemoedelijke stilte ervaart. Gewoon lekker rijden. Je hoeft niet altijd iets te zeggen als je elkaar al zo lang kent.
‘Hoe lang kennen wij elkaar nou al?’ probeert Tarik.
‘Weet ik ook niet zo goed,’ antwoordt Jonas. Hij houdt zijn ogen op de weg. Er is niet veel verkeer, ze zijn onderweg naar een nachtvlucht richting Turkije. Zou Jonas de stilte ontwijken door op de weg te letten? Tarik kijkt naar de weg. Zodra hij de borden boven de snelweg begint te lezen, krijgt hij het gevoel dat hij heeft opgegeven. Hoe gaat het met je ouders, vriendinnen, werk? Alles weet hij al en er zijn geen wedstrijden om te evalueren. Hun vlucht vertrekt over een paar uur, maar ‘de vakantie is nú al begonnen,’ zoals hun laatste woorden voor de grote stilte waren.
‘Weet jij of je iPhone automatisch verandert naar de nieuwe tijdzone?’ Hij vraagt het met het enthousiasme van een kleuter. Het klinkt misplaatst op de monotone snelweg. Tarik beseft wat hij heeft gedaan: hij heeft gehengeld naar een gesprek. En nu is alles wat Jonas doet een bevestiging van dat bedelen. Een gesprek uit medelijden. Jonas zal hem waarschijnlijk niet willen vernederen. Hopelijk houdt hij het kort.
‘Volgens mij wel. Ik weet niet. Ze weten alles, dus vast wel,’ antwoordt Jonas.
‘Ik dacht, misschien weet je het omdat jij vaker vliegt. Toch? Voor je werk?’ floept er uit bij Tarik.
‘Ik denk dat ze het wel doen.’
‘Ja, vast wel, anders was het je wel opgevallen bij het uitstappen, toch?’
‘Ja.’
Tarik zet de radio aan. Het enige gesprek dat ze hierover zouden kunnen voeren is: snap jij nou dat ze dit muziek noemen? Maar zó oud zijn ze toch nog niet, dat ze dat soort dingen zeggen. Ze zijn nog maar net klaar met backpacken, voor hun gevoel dan. Bij wijze van spreken komen ze net uit een hostel waar ze met Israëliërs over politiek en de jonge filmmaker Quentin Tarantino discussieerden. De gedachte dat er misschien spontaan Silence is Golden, Kus me dan en bijt mijn tong af, of een ander liedje over stilte gedraaid wordt doet hem grinniken. Jonas lacht een beetje onnozel met hem mee. Hij twijfelt of hij zijn grapje met Jonas zal delen, maar is bang voor een tweede uitgelokte vernedering. Waarom vertelt Jonas eigenlijk niet waarom híj moet lachen, dringt zich bij Tarik op terwijl zijn binnenpretje wegebt. Hij is net keihard op zijn bek gegaan in een poging om de laatste dertig kilometer nog enige schwung te geven, maar waar is zijn vriend? Om zijn kameraad te corrigeren, om het goede voorbeeld te geven, besluit hij de draad weer op te pakken.
'Dus feitelijk ... verliezen we een uur?’
'Nee, zo werkt tijd niet.’
'De cafés zijn niet een uur langer open als we landen. Het ontbijt wordt niet een uur later gedekt. We verliezen een uur.’
'Ja, maar, als we weer naar huis gaan hebben we toch ook een uur langer.’

Elke zin van Jonas eindigt met een punt. En elke punt maakt dat Tarik van vastberaden, naar licht verontwaardigd, naar melancholisch afzakt.

Elke zin van Jonas eindigt met een punt. En elke punt maakt dat Tarik van vastberaden, naar licht verontwaardigd, naar melancholisch afzakt.
'Ja maar dan ben jij moe en chagrijnig en wil je naar bed. Dat is niet erg. Het is gewoon een weetje: als je op vakantie gaat naar Turkije verlies je twee uur.’
'Tijd verlies je niet. Het verdwijnt niet. Het is iets wat er is.’
‘Oké,’ besluit Tarik. ‘Dat zal het zijn. 

***

Sinds hun zestiende is het clubgebouw van SV Geinoord niet verbouwd. Jonas voetbalt er sinds zijn vijfde, Tarik vanaf zijn zevende. Hun eerste gesprek ging over Pokémon. Jonas was zo blij dat er iemand op de club was met wie hij ook over iets anders kon praten dan voetbal. Jonas vond al vrij jong dat voetbal bijna alles was. Hij mocht zelf graag zeggen: ‘Voetbal is tachtig procent.’ De rest anime. Na een thuiswedstrijd tegen V.V. Vianen was de analyse van de wedstrijd ontaard in het opbieden tussen hem en Tarik in vergelijkingen van spelers met Pokémon. Voor ze het wisten waren ze bij Tarik thuis, dronken nog twee glazen limonade en daarna fietste Jonas naar zijn eigen huis. Op woensdag, hun vaste trainingsdag, had zijn vader een telefoontje gekregen van de moeder van Tarik ‘of het niet leuk zou zijn als Tarik Jonas op kwam halen met de fiets’. Sindsdien fietsen ze elke woensdagnacht en zaterdagmiddag met natte haren en drie pils in hun bloed samen naar huis. En elke woensdagavond en zaterdagochtend fietsen ze samen naar de club en staat het gebouw er nog net zo als in 2003.
Jonas vertelde altijd trots dat Tarik zijn oudste vriend was. Als iemand aan hem vroeg waar ze dan over spraken zei hij altijd: ‘Voetbal, natuurlijk.’ Hun gesprekken en het fietsen werden een vertrouwd ritueel. Inmiddels drinken ze ’s ochtends een kopje Senseo bij Jonas, bespreken de stand van het profvoetbal en als Tarik dat onderbreekt door zijn lege kopje neer te zetten en ‘Filterkoffie heeft niet zo’n lekker schuimlaagje, hè?’ te verzuchten is het tijd om te gaan. Na de wedstrijd of training wordt alles geëvalueerd in de keuken van Tarik, met een blikje Grolsch dat wordt verdeeld over twee limonadeglazen. ‘Op één been kan je niet lopen,’ en dan gaat er nog een tweede open. Tariks vriendin schudt dan dramatisch haar hoofd en zegt: 'De jongetjes hebben weer het spraakwater gevonden!’
Jonas vond het altijd prettig serieus te worden genomen over wat hij zei. En hij vond de reacties van de vriendin van Tarik flauw. Je kon er de klok op gelijk zetten. Het begon hem steeds vaker te irriteren. Zo erg dat hij hun ritueeltjes probeerde te ontwijken. Hij ergerde zich aan Tarik als hij wel via de platgetreden paden in de val liep. En aan het plezier dat die vriendin dan had om wat ze vast zag als ‘die mannetjes met hun praatjes en pilsjes’ en ‘boys will be boys’.

Tijdens zijn studententijd had hij opeens op een donderdag een sms’je gekregen van Tarik. Een beetje vroeg om af te zeggen, dacht Jonas nog. Het bleek een uitnodiging voor Tariks verjaardagsfeestje. Het bericht raakte hem, niet omdat het de eerste keer was dat hij werd uitgenodigd voor Tariks verjaardag, niet omdat hij vond dat Tarik hem al veel eerder en veel vaker had moeten uitnodigen voor zijn verjaardag, maar omdat tot hem doordrong hoe klein het universum van hen tweeën eigenlijk was. Jongetjes waren ze, inderdaad.

Een van de gasten had de deur open gedaan voor Jonas, waardoor hij meteen twijfelde of hij wel bij het juiste feest was. Argwanend keek de onbekende naar Jonas’ cadeau, dat duidelijk een boek was en geen drank en hapjes. Hij trof het onherkenbaar uitgelaten feestvarken in de keuken. Na de begroeting deed Jonas alsof hij de keuken eens goed bekeek. Hij pakte een biertje uit de koelkast. Daarna pakte hij er nog een, en zei dat hij dat andere biertje moest wegbrengen. Beide biertjes dronk Jonas alleen op, op het balkon. Licht in het hoofd kwam hij terug in de keuken, waar Tarik nog steeds stond. Ze maakten ongemakkelijke grappen. Jonas had ooit tijdens een borrel gezegd dat ongemak de enige eigenschap is die, als je hem allebei hebt, een vriendschap niet verder helpt. Hij moest daar aan denken en vroeg zich af of Tarik ook dat soort gedachtes had. Tarik nam een blik bier uit de koelkast en gaf er twee aan Jonas. Jonas glimlachte en verdween weer.
Opnieuw dronk Jonas ze alle twee op. Dronken kwam hij terug in de keuken. Hij moest zich inhouden om niet dramatisch ‘nee hè’ uit te roepen toen hij zag dat Tarik daar nog steeds stond. Tarik keek hem jolig aan. Zijn hoofd en zijn ogen leken onafhankelijk van elkaar te deinen.
'Wat begint er met N en eindigt op -euken?' vroeg Tarik aan hem, zijn lach met moeite inhoudend. 'Nieuwbouwkeuken!' schreeuwde hij er meteen overheen en begon te lachen. Tranen rolden over zijn wangen, hij boog voorover, zakte naar de grond en sloeg met zijn rechterhand op het zeil, probeerde naar zijn bier te reiken maar de lachkrampen weerhielden hem. Jonas schoot ook in de lach. Als twee melige jongetjes rolden ze in het tl-licht van het fornuis naar de koelkast.
De volgende ochtend herinnerde Jonas zich met een droge mond dat ze hadden afgesproken eens samen op vakantie te gaan.

Acht jaar na die verjaardag kwam het ervan; het werd een all inclusive naar Turkije. Twee weken, want dat is relatief goedkoper dan één, en wie wil er nou een dief zijn van zijn eigen portemonnee?

***

Tarik smijt zijn voetbaltas in de hoek van de gang. Hij geniet van de doffe dreun en het gestamp van zijn voeten op het laminaat. Sinds Turkije heeft hij de neiging om meer geluid te maken in stille ruimtes.
’s Ochtends had Jonas ge-sms’t dat hij met de auto naar voetbal zou gaan. Tarik vond het prima dat hem geen lift was aangeboden. Hij vond het ook prima dat Jonas’ auto helemaal niet op het parkeerterrein van S.V. Geinoord had gestaan. Dat hun contact voor, tijdens en na de wedstrijd beperkt was tot wat grapjes in de kleedkamer. Hij probeerde te genieten van de stilte, die nu niet bestond uit paniekerige secondes tot de fietstocht klaar was, tot de biertjes op waren, tot Jonas zou zeggen: ‘ik ga maar weer eens,’ maar gewoon uit tijd tot er iets anders zou gebeuren.
Hij pakt de TVGids om naar de wc te gaan. Dan gaat de deurbel.
‘Hé Jonas,’ roept zijn vriendin hard genoeg zodat Tarik het door de deur van de wc kan horen. ‘Zijn jullie toch nog een beetje op vakantie!’
Vijf minuten later zitten Jonas en Tarik alsnog aan een biertje. Nu over voetbal beginnen is toegeven dat hun vriendschap alleen daarop gebaseerd is, weet Tarik. Hij ziet Jonas constateren dat het bier warm is.
‘Heb je het gehoord van het winkelcentrum?’ begint Tarik. Hij hoopte dat het enthousiast zou klinken, maar zijn stem galmt fel door de keuken.
‘Ja, een half jaar uitstel, hè?’
‘Ja, zoiets las ik. Wel zonde.’
‘Nou.’
‘Ja, hoeveel winkels zouden er ook alweer komen?’
‘H&M, Beversport, Bruna, Hema, nog zoiets.’
‘Zo hé.’
‘Jaja.’
‘Een half jaar.’
Stilte.
‘Het is toch best wel irritant,’ begint Jonas, ‘dat Dylan als rechtsback zo aanvallend wil blijven.’
‘Maar Dylan wilde nooit rechtsback.’
‘O nee?’
‘Nee, hij wilde altijd meer naar voren.’
‘Maar wie staat er dan achter?’
‘Ja, weet ik het, Dylan niet in elk geval. Die praat lekker bij met de keeper van de tegenpartij.’
‘Is-ie wel onze rechtsback? Misschien speelt hij stiekem voor de tegenstander.’
‘Ah joh, kan ons het schelen, scoren doet-ie toch niet.’
Dan komt Tariks vriendin binnen. Beide jongens kijken haar aan. Tarik hoopt dat ze niks zegt, maar hij kent zijn vriendin langer dan vandaag.
‘Ah, gelukkig, de jongetjes hebben het spraakwater weer …’
‘Waarom moet je dat nou zeggen, Doun?’ schiet Tarik uit zijn slof. Hij slaat op tafel. De glazen trillen. Jonas schrikt. ‘Waarom moet je dat nou zeggen? Ik zit hier gewoon te praten met mijn vriend, mijn oudste vriend. Ik ken hem langer dan jou. Jij moet gewoon je bek houden. Met je vragen en je opmerkingen. “Hadden jullie wel een leuke vakantie?” For fuck’s sake, natuurlijk hadden we een leuke vakantie.’
‘Tarik ...’ probeert Jonas. Maar Tarik laat zich niet kalmeren. No fucking way. Nog geen kwartier eerder was hij helemaal in zijn element: TVGids en wc-pot. En nu blijkt iedereen er op uit om zout in zijn wonden te strooien.
‘Jonas, houd je er buiten. Dit is iets tussen mij en Doun. Ga m’n keuken uit, Dounia. Weg van die drempel.’
‘Niet tegen mij schreeuwen, dat niet doen. Dit slaat nergens op.’
‘Ik schreeuw niet tegen je!’
‘Ik ga even wat dingen doen op de laptop. En je komt maar naar me toe als je weer normaal kunt doen. Jonas, leuk je weer gezien te hebben. Ik hoop dat je vaker komt.’
‘Mogen we even zelf bepalen hoe onze vriendschap er uit ziet?! 

***

Twee maanden later staat Tarik als vanouds bij Jonas op de stoep. Jonas heeft de krant gelezen en niet alleen de sportsectie. Daarmee moeten ze een half uur kunnen overbruggen. Als ze dan na afloop van de wedstrijd niet in de kleedkamer al beginnen met evalueren, redden ze de terugweg inclusief één blik koud bier bij hem thuis.
‘Ik ben blij dat jullie weer zo lekker kunnen praten,’ zegt de vriendin van Jonas, terwijl ze de Senseo aanzet.

 

Jonas heeft de krant gelezen en niet alleen de sportsectie. Daarmee moeten ze een half uur kunnen overbruggen

Na de wedstrijd wordt Jonas door Tarik opgewacht bij het fietsenrek. Hun lichamen zweten nog van de inspanning.
‘Heb je gehoord dat Dylan bij jou in de buurt is gaan wonen?’ zegt Tarik. ‘Misschien moeten jullie eens een keer gaan praten. Dan hoef je niet steeds om te fietsen.’
Ze maken hun fiets los.
‘En jij ook niet,’ antwoordt Jonas.
‘Ik bedoel: het is niet zo dat onze vriendschap alleen is gebaseerd op dit fietsen. We go way back, weet je wel.’
‘Ja, we go way back. Daar hoeven we niet voor om te fietsen.’
‘Ja man.’
‘Nou, dan fiets ik straks gewoon met Dylan die kant op. En jij die kant.’
Ter afscheid slaan ze elkaar op de schouder. Jonas trekt Tarik naar zich toe. Ze omhelzen elkaar. En wachten daarna naast elkaar, met een arm om elkaars schouder tot Dylan verschijnt. Als ze op hun achtste zo waren gefotografeerd hadden ze in een Calvé-reclame gekund.
‘Daar is Dylan.’
Tarik houdt zijn hand op zijn zadel, terwijl Jonas wegfietst. Steentjes schieten weg onder hun banden. Hij hoort het knerpen wegsterven en kijkt naar de hoge aluminium spijlen van het fietsenrek met daarboven het afgebladderde logo van Grolsch. Vroeger vonden ze dat een heel stoer fietsenrek. Ze voelden zich volwassen mannen als ze hun fiets daar samen in zetten.

Deze tekst kwam tot stand in het kader van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de stichting Biermans-Lapôtre.

Deze tekst wordt ook gepubliceerd in Hollands Maandblad.

© Marianne Hommersom

Tjeerd Posthuma (1992) begon toen hij zestien was met schrijven voor Sesamstraat. Hij studeerde Theaterwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte als dramaturg voor Theater Bellevue. In 2016 verscheen zijn debuutroman Stad van Goud.