In Flanders Fields Museum in Ieper

Datum 30 januari 2015

'Het oorlogstoerisme in de Westhoek bloeit welig. Van over de hele wereld – het was tenslotte een wereldoorlog –, maar vooral vanuit Engeland, Frankrijk en Vlaanderen, komen de achterkleinkinderen van soldaten en verpleegsters kijken hoe de modderige hel van de vroege twintigste eeuw er nu bij ligt. Groen, kalm, welvarend. Het landschap verraadt op het eerste oog weinig, zolang je wegblijft van de begraafplaatsen.' 

deBuren stuurde twee jonge schrijfsters naar interessante musea over de grens. Hun opdracht? Vertel ons waarom je dit museum wel of niet moet bezoeken. Emy Koopman ging naar Vlaanderen, Julie Reniers bezocht Nederland.Lees meer »

Stad van de doden

Van de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog, dè oorlog voor de Belgen, weet ik weinig – net zo weinig als de meeste Nederlanders. Toch is de omgeving waar het westfront lag, West-Vlaanderen, voor mij een gebied van de doden. De eerste keer dat ik hier was, krap een maand geleden, kwam ik om een man te begraven die te vroeg stierf. Met een bus vol nabestaanden (dat ben je dan ineens) reden we langs de velden vol witte soldatenzerken, netjes in rijen opgesteld. Elk van de stenen ooit een man, een jongen, velen half zo jong als degene van wie wij afscheid namen. De plechtigheid was in Poperinge, volgens Stefan Brijs' bestseller Post voor Mevrouw Bromley ‘een oase in de hel' tijdens de Grote Oorlog. Daar aangekomen voegde onze bus zich tussen andere bussen: tourbussen uit Engeland. Sommigen van ons lachten om de absurditeit; iedereen heeft hier zo zijn eigen dode te bezoeken.

Het oorlogstoerisme in de Westhoek bloeit welig. Van over de hele wereld – het was tenslotte een wereldoorlog –, maar vooral vanuit Engeland, Frankrijk en Vlaanderen, komen de achterkleinkinderen van soldaten en verpleegsters kijken hoe de modderige hel van de vroege twintigste eeuw er nu bij ligt. Groen, kalm, welvarend. Het landschap verraadt op het eerste oog weinig, zolang je wegblijft van de begraafplaatsen.

Ieper, destijds vrijwel met de grond gelijk gemaakt, is compleet heropgebouwd. In het centrum ziet het er nog uit als de middeleeuwse vestingstad die het ooit was. Met al zijn gotische bogen en trapgevels schittert de ‘vredesstad', zoals het zich nu noemt, ondanks de miezerregen. 'Dit is typisch Eerste Wereldoorlogweer,' zegt mijn vader, die ik mee heb genomen omdat hij als amateurhistoricus wel een idee heeft van de oorzaak en het verloop van deze oorlog. ‘Toen regende het ook altijd tijdens de offensieven.' We zijn hier voor het In Flanders Fields Museum, hèt museum over de Eerste Wereldoorlog, gevestigd in de prachtige oude Lakenhalle op de Grote Markt. In 2012 is de permanente expositie volledig vernieuwd en dat schijnt niets minder dan spectaculair te zijn.

The poppies blow

Bij binnenkomst in de Lakenhalle krijg je een ‘poppy' armband, een witte armband met een rode klaproos, waarin een chip verstopt zit. Als u geen Belg of Brit bent weet u het misschien niet: de klaproos is het symbool van de Eerste Wereldoorlog, vanwege het gedicht dat de Canadese arts-soldaat John McRae schreef naar aanleiding van de dood van een vriend. Aan dat gedicht ontleent dit museum ook haar naam: ‘In Flanders fields the poppies blow / Between the crosses, row on row'.

Met je eigen klaprozenarmband kun je tijdens je tocht door het museum op verschillende plekken persoonlijke verhalen oproepen. Je voert aan het begin op een computer in hoe oud je bent, je familienaam, je geslacht en waar je vandaan komt en het museum probeert je vervolgens verhalen te bieden van mensen met wie je je zou kunnen identificeren. Voor een vrouw uit Nederland zijn er weinig opties, ik krijg onder meer een Nieuw-Zeelandse verpleegster en een Belgische priester voorgeschoteld. Als ik Vlaamse was geweest met een andere naam had ik wellicht de verhalen van mensen uit mijn provincie te horen gekregen. Op het eind van het museum had ik dan ook kunnen zien welke van mijn familieleden er tijdens de Eerste Wereldoorlog gestorven zijn. Bij het aanraken van het daarvoor bedoelde scherm krijgt Frank, onze Vlaamse gids, vier namen; ik geen.

Speelgoedhelmpjes

Nee, die Grote Oorlog was de onze niet, maar dat maakt hem niet minder interessant. In Flanders Fields probeert zowel de historische achtergrond te verhelderen (geen geringe prestatie) als het leven vlak voor en tijdens de oorlog invoelbaar te maken. De eerste beelden van de expositie zijn van voor aanvang van de Oorlog. Op een rij hoekige pilaren worden zwart-wit beelden uit de Belle Epoque (1900-1914) geprojecteerd. Haperend maar optimistisch ogend. De Belle Epoque was een tijd van technologische en industriële vooruitgang, van ontdekkingsreizen, van voorspoed, maar ook van opkomend nationalisme. Grootmacht Oostenrijk-Hongarije herbergde te veel nationaliteiten en liep op haar laatste benen. Zij had een pact met Duitsland dat als zij werd aangevallen, Duitsland mee zou vechten. Aan de andere kant was er een alliantie tussen Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. Rusland had daarnaast een pact met Servië. Daardoor kreeg de aanslag van Bosnisch-Servische nationalisten op Franz Ferdinand, kroonprins van Oostenrijk-Hongarije, vergaande gevolgen. Oostenrijk-Hongarije was gekrenkt en wilde genoegdoening, Rusland zag Servië bedreigd worden en mobiliseerde alvast haar leger, Duitsland kon niet achterblijven. Zij koos voor de aanval op Ruslands bondgenoot Frankrijk als de beste verdediging. Daarbij wilde ze haar troepen spreiden en achtte het noodzakelijk door België naar Frankrijk te trekken. Het neutrale België werd daardoor de oorlog ingesleept, maar niet zonder weerstand te bieden. De Belgen vochten naar vermogen en wisten de Duitsers lang genoeg af te remmen om versterking vanuit Frankrijk en Engeland te kunnen krijgen. Eenmaal gevormd zou de door Belgen, Fransen en Britten bemande frontlinie rondom Ieper de hele oorlog standhouden. Beide kanten kwamen geen stap verder: de Grote Oorlog was een loopgravenoorlog.

Dit alles wordt in het museum niet simpelweg verteld, maar levendig geïllustreerd via allerhande media, van traditionele (een breed scala aan historische artefacten) tot ultramoderne (driedimensionale en interactieve landkaarten). Het nationalisme en het klaarstomen van de bevolking voor de dreigende oorlog komt onder meer terug in propagandaposters en in kinderspeelgoed uit verschillende landen: niet alleen speelgoedsoldaatjes (‘pedadogisch verwerpelijk,' aldus gids Frank), maar ook soldatenpakjes, compleet met helmpjes. Op de grond waar je overheen loopt zie je de kaart van België, waarop bij elke plaats de datum staat dat de Duitsers deze binnenvielen. Uit de kaart rijzen zwarte palen op met schermen eraan, op die schermen zie je foto's van vernielde steden, zoals Leuven, waar de bibliotheek in brand werd gestoken. Aan de linkerzijde van de zaal hangen in vitrines uniformen van de verschillende legers, maar daar hoor en zie je ook vluchtverhalen en -beelden van de bevolking van toen. Een acteur op een verder zwart scherm vertelt hoe het was om plotseling alles achter te moeten laten, te vluchten terwijl je niet weet waar het dan wel veilig is.

Tegen de heroïek

Die vluchtverhalen zijn een meesterzet van het museum. Het is niet iets waar je bij stilstaat als je denkt aan de Eerste Wereldoorlog; je denkt aan de soldaten in hun loopgraven, aan de zeppelins, de mortiergranaten en de tanks, misschien ook aan het gifgas, maar niet aan vluchtelingen. Toch bleek één op de vijf Belgen destijds te hebben moeten vluchten. De beelden van Belgische gezinnen die over de wegen trekken zijn des te schokkender omdat we zulke beelden alleen kenden van recente burgeroorlogen hier ver ver vandaan.

In Flanders Fields heeft er bewust voor gekozen niet alleen de militaire kant van de oorlog te belichten. Natuurlijk zie je een nagebouwde loopgraaf, en de wapens zijn allemaal ook goed vertegenwoordigd: geweren, mitrailleurs, mortieren, shrapnels, kanonnen, de gasflessen waar het chloorgas uitkwam – ze staan keurig uitgestald (een tank was helaas te zwaar voor het gebouw), maar niet zonder dat er aandacht besteed wordt aan de schade die ze aanrichtten op menselijke lichamen. Als je een donkere koker binnentreedt en omhoog kijkt zie je de verminkte gezichten van soldaten (de ‘gueules cassées'). Als je gaat zitten in de filmzaal middenin de ruimte zie je eerst hoe soldaten van allerlei nationaliteiten in slow-motion naast elkaar door de modder rennen, om vervolgens de verhalen van doktoren en verpleegsters te horen. ‘We lapten ze op, alleen om daarna tegen de muur gezet te worden, of teruggestuurd naar het front.'

Aantrekkingskracht

Het is moeilijk om die filmzaal niet met een brok in je keel te verlaten. Daarbuiten krijg je geen verlichting: door de hele Lakenhalle hoor je bedrukkende klanken gecomponeerd door Stuart Staples van Tindersticks. Om de verheerlijking van de oorlog verder tegen te gaan is het iconische gedicht van McRae weggestopt in een hoekje. Het derde vers roept immers op om te gaan vechten, voor degenen die vielen. Volgens Frank is er bovendien voor gekozen de uniformen in losse onderdelen op te hangen in plaats van aan een pop: ‘want dan zou het te veel op een soldaat lijken.'

En toch, juist al die kleine onderdelen van het uniform maken dat je je kunt voorstellen dat je zelf zoiets draagt. De spullen van toen zien er, eerlijk gezegd, geweldig uit: simpel en stijlvol. De wapens zijn huiveringwekkend, maar daarmee ook fascinerend; jongetjes drukken hun neusjes tegen de vitrines. De stemmige muziek, de ernstige acteurs, de donkere ruimte – het straalt allemaal uit dat je aan deze tentoonstelling geen plezier mag beleven, maar tegelijkertijd is het zo buitengewoon mooi en strak vormgegeven dat je je eraan verlustigt. Kun je de aantrekkingskracht van de oorlog geheel teniet doen in een oorlogsmuseum dat die oorlog tot leven wil wekken? Misschien is het beter toe te geven dat die aantrekkingskracht bestaat. Om het daarna alsnog precies zo aan te pakken als In Flanders Fields.

 

 

Emy Koopman (1985) is afgestudeerd in de Literatuurwetenschap en Klinische Psychologie. Momenteel doet ze aan de Erasmus Universiteit promotieonderzoek naar lezersreacties. Daarnaast is ze eindredacteur bij 8weekly en redacteur bij hard//hoofd. Haar poëziedebuut verscheen in Het Liegend Konijn. Dankzij deBuren verbleef ze in de zomer van 2013 in Parijs en schreef daar over faam en vergankelijkheid. Vanwege de heropening van deBuren dichtte ze over het thema 'goede raad'.

 

!!! WIN !!! deBuren mag 10 duotickets voor In Flanders Fields Museum en 10 catalogi cadeau geven!Mail voor 12 juni 2014 'Flanders Fields' naar info@deburen.eu en maak kans op twee gratis tickets en een tegoedbon voor een catalogus. Vermeld in uw bericht duidelijk uw naam en adres.

 

In Flanders Fields Museum, Grote Martkt 34, 8900 Ieper www.inflandersfields.be