Schrijfresidentie 2013

De stad die ophield en verdween

door Leen Verheyen

Datum 18 maart 2014
Door
Leen Verheyen

Leen Verheyen liet zich in 2013 inspireren door Parijs en schreef een tekst waarin de stad langzaam verdwijnt. Is het Parijs eigenlijk wel? 'Door deze stad kreeg ik een rol in fotoalbums van mensen die mij verder onbekend zijn. Soms wandel ik met opzet het fotokader van wildvreemden binnen, tracht ik hun pogingen de stad op foto vast te leggen te verstoren. Ik wil niet dat ze foto's maken. Ik wil dat ze kijken.'

'Verdwalen deed ik nooit. Verdwalen doet alleen wie een doel heeft. Mijn doel had ik achtergelaten.'

Leen Verheyen

De stad die ophield en verdween

Er is een rivier die de stad in tweeën snijdt. In het hart van de stad, in het midden van de rivier, ligt een eiland. Dit eiland is waar de stad ooit begonnen is. Dit eiland is waar de stad vannacht nog zal eindigen. Dit is geen reeds lang aangekondigd besluit, genomen ergens op een politiek kabinet.

Dit is geen evenement waar de inwoners van deze stad reeds lang naar hebben uitgekeken. Integendeel. Vannacht nog zal in deze stad gebeuren wat niemand verwacht of voorziet.

Men zou beter kunnen weten. Dit is een stad van revoluties. Dit is een stad die in vroeger tijden rebelleerde tegen koningen, keizers, generaals. Dit is een stad waarvan de stadsmuren niet werden gebouwd om tegenstanders buiten de stad te houden. Dit is een stad waarvan de stadsmuren gebouwd werden om de bewoners van de stad in toom te houden. In deze stad viel alles te verwachten. In deze stad kwam men in opstand. Nu zullen wij tegen deze stad in opstand komen.

© Maciek Janicki

Laat mij bij het begin beginnen. Niet dat makkelijk uit te maken valt waar dat begin zich precies situeert. Laten we met mij beginnen. Ik hoor niet in deze stad. Ik ben er niet geboren en heb van deze stad nooit echt deel uitgemaakt. Ik ben altijd een vreemde gebleven.Toen ik hier jaren geleden aankwam, overviel mij vrijwel meteen het gevoel dat ik rechtsomkeer moest maken. Deze stad bekeek me met de ogen van een hautaine vrouw.
Ik was gaan zitten in een café in de buurt van het station. Bagage had ik nauwelijks bij me. Bezit had ik sowieso amper toen ik vertrok. En het weinige dat ik had, maakte te veel herinneringen los, waardoor ik het liever achterliet. Ik zou wel ergens nieuwe kleren vinden en mezelf tot iemand anders maken. Alleen maakte de hautaine vrouw die deze stad was mij meteen duidelijk dat een transformatie niet voldoende zou zijn om op acceptatie te mogen rekenen.
Ik bestelde een kannetje thee en was vastberaden de eerste trein te nemen die naar het zuiden ging. Ik weet niet of het de taalverwarring was die me parten speelde of dat het een manifeste onwil van de man die me bediende betrof, maar de thee die ik kreeg was niet wat ik bestelde. Bovendien was hij belachelijk duur. Deze hele stad maakte mij duidelijk dat ik niet welkom was.

Ik kan me niet herinneren wat me ertoe bewoog toch te blijven. Misschien was het de vermoeidheid die me verzocht het eerste het beste hotel op te zoeken. Of misschien gaat van deze stad dan toch de magnetische kracht uit die eraan wordt toegeschreven. Hoe dan ook besloot ik toch een nacht te blijven. Ik had de volgende dag kunnen vertrekken, maar betrapte mezelf erop dat ik excuses verzon om toch te blijven. Misschien was deze stad een uitdaging. Misschien wou ik proefondervindelijk vaststellen hoe lang ik het in deze stad zou volhouden.

Ik wist dat het overleven zelf geen probleem zou zijn. Eten is te vinden in vuilnisbakken. Portefeuilles worden door hun eigenaars vaak onzorgvuldig weggestoken. Het geld haal ik eruit. De portefeuilles zelf stop ik 's nachts in de brievenbus van een politiekantoor, vergezeld van een papiertje waarop ik mijn excuses aanbied voor het ongemak. Ik ben een eerlijke dief. Ik neem alleen wat ik nodig heb en wat anderen kunnen missen.

Hoewel overleven dus geen probleem zou zijn, bleef de vraag of ik in deze stad zou kunnen leven. Van bij het begin had ik beslist dat ik geen toerist zou zijn. Vanaf dag één probeerde ik deel van de stad uit te maken. Ook al bleef ik een vreemde. Ik liep niet rond met een stadsplan of reisgids. Ik liet mijn voeten mij leiden. Ik doolde door de stad.
Verdwalen deed ik nooit. Verdwalen doet alleen wie een doel heeft.
Mijn doel had ik achtergelaten.

Ik had het plan opgevat hier een anoniem leven te leiden. Ik wou opgaan in de stad in de hoop dat men mijn bestaan zou vergeten. Ik wou opgaan in de stad in de hoop mijzelf te vergeten. Ik wou het grijs van de straatstenen in mij opnemen. Ik wou langzaam worden uitgewist, maar de fototoestellen van toeristen beslisten daar anders over. Vandaag figureer ik in duizenden foto's, ben te zien op de achtergrond in de vakantieherinneringen van de massa toeristen die door deze stad worden aangetrokken en uitgespuwd. In deze stad zocht ik anonimiteit. Door deze stad kreeg ik een rol in fotoalbums van mensen die mij verder onbekend zijn. Soms wandel ik met opzet het fotokader van wildvreemden binnen, tracht ik hun pogingen de stad op foto vast te leggen te verstoren. Ik wil niet dat ze foto's maken. Ik wil dat ze kijken. Ik wil dat ze de stad zien zoals hij is, niet de stad gereduceerd tot fotokader. Deze stad valt immers niet te reduceren.

Als ik bedenk hoe dikwijls mijn gezicht op foto's te zien is, denk ik dat het makkelijk moet zijn mij op te sporen, dat Sebastiaan, als hij dat zou willen, zonder al te veel moeite mijn huidige verblijfplaats zou kunnen achterhalen. Ik weet niet of die gedachte mij beangstigt of geruststelt.

Hoewel ik ronddoolde in de stad, zat er regelmaat in mijn dwalen. Ik weet hoe me te gedragen in een stad die niet de mijne is. Een week lang ging ik elke dag op hetzelfde moment op dezelfde plek zitten. Na een paar dagen werd ik niet langer vreemd bekeken. Nog een paar dagen later werd ik voor het eerst sinds mijn verblijf in de stad aangesproken. Ik weet niet of het toeval was dat het uitgerekend Damien was die me aansprak. Ik weet ook niet wat er precies de aanleiding toe was, maar enkele weken na mijn aankomst in de stad zat Damien naast me op een bank en vertelde hij mij ongeveer alles wat er over hem te vertellen viel. Dat hij jaren eerder was afgestudeerd als architect bijvoorbeeld, maar dat hij sindsdien nooit meer een gebouw ontworpen had. Dat hij zichzelf omgeschoold had tot kunstenaar. Ik vroeg hem wat hij maakte, of hij schilderde, beeldhouwwerken maakte. Ik werk met deze stad, had hij gezegd. Hij had mysterieus geglimlacht, in de overtuiging dat hij hiermee mijn interesse had gewekt, dat ik vol onbegrip zou vragen wat hij bedoelde. Maar ik hoefde niets te vragen. Ik wist precies wat hij bedoelde. Sebastiaan was net zo.

Die avond nog werd ik door Damien op sleeptouw genomen. Hij toonde me zijn stad als kunstwerk. Hij was gespecialiseerd in het trompe-l'oeil. Hij kon de gevel van een huis overschilderen zodat het huis onzichtbaar werd, zodat wie voor het huis stond slechts zicht had op braakliggend terrein. Zijn droom was een volledig stadsdeel in één nacht tijd volledig te doen verdwijnen. Het werd mij vrij snel duidelijk waarom hij mij had aangesproken. Hij wilde dat ik hem daarbij hielp.

Na onze tocht door de stad toonde Damien mij iets wat ik nooit eerder had gezien. Ik dacht dat ik na jaren door steden te hebben gezworven en hun bloedbanen tot de mijne te hebben gemaakt, alles wist wat er te weten viel. Maar niet in deze stad. Damien had een riooldeksel opgetild, was in het gat gedoken en had mij gebaard hem te volgen. Na een korte wandeling ondergronds werd mij duidelijk dat deze stad niet enkel de riolering ondergronds gestoken had. Ondergronds had een tweede stad vorm gekregen. Damien zag voor het eerst verbazing op mijn gezicht. Hij lachte. Dit deel van de stad was vroeger steengroeve geweest. Toen men, een paar eeuwen later, de kerkhoven in het midden van de stad had geruimd, had men er de stoffelijke overschotten van de overledenen gestockeerd. Tijdens de oorlog had het verzet van de ondergrondse gangen gebruik gemaakt en uiteindelijk waren de ondergrondse kamers een verzamelplek geworden voor al wie in de stad zelf geen plaats meer vond. De gangen liepen door onder grote delen van de staten. Er gaan verhalen dat enkele eeuwen geleden met regelmaat gebouwen plots in de diepte verdwenen. In theorie zijn de gangen daarom verboden terrein. In de praktijk wordt hier de overname van de stad voorbereid.

Elke stad heeft een zwakke plek. Sebastiaan leerde mij de vinger op de wonde te leggen. Na enkele dagen al had ik de zwakke plek van deze stad gevonden. Enkele dagen later vond ik anderen die zich daar nog bewuster van waren dan ik. Net als waar ik vandaan kom, ligt de zwakke plek van deze stad in haar pogingen zichzelf te beschermen. In de stad waar ik met Sebastiaan woonde, was de muur die door de stad liep zichtbaar. De stad werd er in tweeën gespleten door een muur die jaren eerder was gebouwd en die families en buren van elkaar gescheiden had. De muur had van die stad twee elkaars bestaan negerende halfsteden gemaakt. In de stad waar ik nu ben, wordt het bestaan van muren niet uitgesproken, maar dat maakt ze niet minder reëel. Deze stad heeft zich gescheiden van wie haar bewoont. Ze heeft zich in een vlaag van arrogantie aan haar inwoners onttrokken. Deze stad voelt zich gevleid door de toeristen die er neerstrijken, die haar eigenwaan bevestigen. Maar wat toeristen bezoeken, is niet meer dan een museum. Deze stad bestaat niet meer, maar weet het zelf niet.

Het eiland dat het centrum van deze stad uitmaakt, zal vannacht verdwijnen. Niet dat we van plan zijn de fundamenten eronder uit te graven en het eiland ondergronds te doen wegzakken. Wat zal gebeuren, is dat de inwoners van deze stad zullen denken dat dit eiland in de rivier is weggezakt. Met het talent van Damien vallen illusies te creëren. Hij heeft gewacht tot hij een team bij elkaar kreeg dat in staat is het werk in één nacht te klaren. Na mij hebben er zich nog anderen bij de groep gevoegd. Nu zijn we met twintig. Ik leerde de anderen snel kennen, wat wil zeggen dat ik hun namen leerde onthouden. We praten niet over wie we zijn, over wat ons hier gebracht heeft. Vertrouwen heeft niets te maken met het kennen van elkaars diepste geheimen. Ieder heeft waarschijnlijk zijn eigen reden om hier te zijn. Zoals de ongeschreven regel hier voorschrijft, vraag ik de anderen niet naar hun redenen.

Wie van de groep deel uitmaakt, moet dagelijks trainen, kleine opdrachten uitvoeren. Soms is het een huis dat we doen verdwijnen, soms een boom, een auto, soms een hele straat. Ik moet nog wennen aan het idee in groep te werken. Vroeger waren het enkel Sebastiaan en ik. Met twee trokken we door de stad. Met twee gaven we de stad vorm. Zelfs met twee hadden we voortdurend meningsverschillen. Toch valt het mij op hoe vaak ik nog aan Sebastiaan denk. Bij het zien van een standbeeld, moet ik steeds aan hem denken, aan zijn obsessie met standbeelden. Soms ben ik even in de verleiding een standbeeld van één van zijn oren te ontdoen, het oor in een pakje te stoppen en het per post naar Sebastiaan te sturen. Een briefje zou niet nodig zijn. Hij zou weten dat het pak van mij komt. Maar het heeft geen zin meer. Hij heeft niet eens een adres.

Toen ik bij Sebastiaan wegging, besloot ik dat samenwerken niet voor mij was weggelegd. Nu is het precies dat wat van mij verwacht wordt. Als Sebastiaan zou weten wat ik nu doe, zou hij overvallen worden door jaloezie. Of hij zou Damien afdoen als een zichzelf goed verkopend, maar verder weinig interessant artiest.

Het zal nog slechts enkele uren duren. Daarna zal deze stad onherkenbaar veranderd zijn. Ik kijk er al naar uit morgen door de stad te lopen. De verbazing op de gezichten van de mensen te zien. De verdwijning van het eiland zal het enige hoofdpunt in de nationale media zijn en door televisiejournaals, kranten en nieuwssites over de hele wereld worden overgenomen. Maar het mooiste is dat het daar niet bij zal stoppen. Nog voor men van zijn verbazing zal zijn bekomen, zal er reeds een ander deel van de stad van de aardbodem verdwenen zijn. Tot deze stad volledig aan het zicht onttrokken is geraakt.

Wij zouden deze stad kunnen leven zoals we vinden dat ze geleefd moet worden. Niemand zou nog weten van ons bestaan. Op ons eiland zouden we de stad opnieuw vorm kunnen geven, zonder dat het door iemand zou worden opgemerkt. Ik zou van de aardbodem verdwenen zijn.

De kans is groot dat hier over enkele jaren nog steeds toeristen zullen staan. Maar ik zal hen niet meer hoeven zien. Net zoals ook zij mij of de stad niet meer zullen waarnemen. We zullen beiden in een illusie verkeren. We zullen dat beiden prima vinden. Gewapend met hun fototoestel of smartphone zullen de toeristen er verloren bijstaan. Niets zal nog de moeite van het fotograferen waard zijn. Maar thuis zullen ze hun vrienden kunnen zeggen dat ze die ene stad gezien hebben, de stad die ophield en verdween.

© Marianne Hommersom

Leen Verheyen behaalde een master in het Drama, en studeerde daarna Wijsbegeerte. Ze was actief als theaterauteur en -regisseur. Daarnaast schrijft ze ook proza. Zo is haar kortverhaal 'Sebastiaan' terug te vinden in de bloemlezing Print is Dead, uitgegeven bij Meulenhoff/Manteau. Ze werkte aan de faculteit Wijsbegeerte van de Universiteit Antwerpen. 

Alles bekijken