Onderwijs: een recht voor iedereen

Datum 11 december 2012

Van 8 tot 10 november werd in Brussel de tweede World Conference on the Right to Education and Rights in Education gehouden. Namens deBuren was Susanne Bartels aanwezig als jonge rapporteur. Zij geeft ons een inkijkje in de veelzijdige wereld van het onderwijsrecht.

Van 8 tot 10 november werd in Brussel de tweede World Conference on the Right to Education and Rights in Education gehouden. Vanuit 50 landen van over de hele wereld kwamen beleidmakers met diverse achtergronden samen om het recht op en de rechten in het onderwijs te bespreken. Namens deBuren was Susanne Bartels aanwezig als jonge rapporteur. Zij geeft ons een inkijkje in de veelzijdige wereld van het onderwijsrecht.Sinds de oprichting van ELA (European Association for Education Law and Policy) zijn er al meer dan dertig conferenties gehouden in bijna alle EU-landen. Het uitgangspunt van ELA is dat onderwijs de deuren opent naar gelijkheid voor elk individu en de promotie van de mensenrechten is. “Onderwijs is de spiegel van de maatschappij”, zo opende Prof. Dr. Jan de Groof, voorzitter van de ELA en UNESCO en professor aan het Europacollege, het wereldcongres. Het werd duidelijk dat onderwijs, politiek en sociaaleconomische ontwikkelingen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Niet alleen het onderwijs als mensenrecht op zich, maar ook de rechten van ouders en kwesties als veiligheid, taal, religie, migratie en armoede kwamen aan bod. Zo ontving de problematiek omtrent taal veel aandacht. Uit de resultaten van PISA (een studie die onderwijssystemen wereldwijd evalueert) kwam naar voren dat vooral kinderen van migranten en minderheden op school lager scoorden. Aangezien elk kind recht heeft op onderwijs en dit door de staat toegankelijk gemaakt moet worden, rijst de vraag of het kind eventueel onderwijs in de eigen taal moet krijgen. Naast de economische voordelen van meertalig opgeleiden, is het recht op het beschermen van cultuur en identiteit een ander argument voor het lesgeven in de moedertaal. Isik Tüzün van het Turkse Onderwijshervorminginitiatief: “Als de staat geen aandacht schenkt aan het aanleren van de moedertaal, wordt het kind gedwongen in de officiële taalomgeving te treden en kan de relatie met de familie veranderen of zelfs verloren gaan. In Turkije spreken Koerdische ouders amper met hun kinderen zodat zij Turks leren. Dit willen we niet: kinderen krijgen namelijk veel mee van hun moedertaal en de communicatie met hun ouders.” Niet alleen taal, maar het migratiebeleid in zijn geheel zorgt voor complicaties in het onderwijs. In Nederland –het land dat zich altijd trots ‘multicultureel’ noemde- worden achterblijvende allochtonen steeds vaker een  reden tot zorg. Dit idee van het ‘multiculturele drama’ zorgde voor veranderingen in het migratiebeleid. Nu moet een migrant eerst een volledige kennis van de Nederlandse taal, waarden en cultuur bezitten voor hij het burgerschap verkrijgt. Het deel uitmaken van de maatschappij is dominant geworden in het Nederlandse onderwijs en houdt integratie met behoud van de eigen identiteit tegen. Ben Vermeulen, hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en lid van de Raad van State, wijst erop dat met de economische crisis, die wellicht haar dieptepunt nog moet bereiken, het idee van assimilatie steeds sterker wordt en uitingen van racisme kan veroorzaken.Op islamitische scholen zitten bijna uitsluitend allochtone kinderen. Kwaliteit voert hierbij niet altijd de boventoon,  de segregatie is meestal vrijwillig, aangezien minderheden dikwijls prefereren om bij elkaar te blijven. Vermeulen: “Hoe ga je om met dit waardenconflict? Je wil de onderwijskwaliteit hoog houden, elkaars waarden respecteren. Tegelijkertijd zou er ook een beleid ingevoerd moeten worden om vrijwillige segregatie tegen te gaan.”Philippe van Parijs, professor aan de Universiteit Leuven, merkt deze segregatie ook op in België: “Er is te veel assimilatie, wat niet zou mogen. Het moet kunnen om de eigen taal en cultuur te combineren met een andere taal en cultuur.”Majid Al-Haj, professor aan de Haifa Universiteit, bevraagt deze optie van multiculturalisme in het onderwijs van een verdeelde maatschappij. Ondanks de globalisering heerst er in veel maatschappijen een stijgende lijn van interne conflicten over o.a. religie en ras. Enerzijds wil men vredesonderwijs en multicultureel onderwijs introduceren, maar tegelijkertijd moet het schoolcurriculum het collectieve geheugen dienen en de nationale ethos en cultuur versterken. De situatie in Israël is een goed voorbeeld. Moet multiculturalisme voorgesteld worden in zowel Palestijnse als Israëlische scholen, of wordt het dan juist gebruikt om het verschil te benadrukken? Zo verschilt een geschiedenisles in een Joodse school sterk van een geschiedenisles in een Palestijnse school. Onderwijs wordt vaak gebruikt om een ideologie te sturen of bepaalde groepen en identiteiten te onderdrukken, dus het is ook een gevaarlijk recht. Kan men in een multiculturele maatschappij multicultureel onderwijs creëren? Al-Haj stelt dat we moeten nadenken over een glocal schoolsysteem dat de verschillende groepen juist bij elkaar kan brengen. Er wordt dan rekening gehouden met zowel globale als lokale tendensen. Multiculturalisme is te omstreden geworden, ondanks de relevantie ervan. Assimilatie is in veel gevallen mislukt. De doelstelling die de aanwezige landen gezamenlijk voor ogen houden, is het werken aan gelijke rechten en het bijeen houden van onze maatschappijen om segregatie tegen te gaan. ‘Hoe kunnen we het recht op onderwijs promoten en verdedigen?’ bleek de centrale vraag van de conferentie te zijn. Hoewel er een aantal aanbevelingen werden gedaan, werd er niet gepraat over concrete oplossingen.  Er kwam weinig discussie op gang. Wat bijzonder opviel tijdens de conferentie was het publiek: voornamelijk blank en ouder. Leden uit de besproken minderheidsgroepen waren nauwelijks aanwezig. Een veel gehoorde kritiek was dat het congres te Europees gericht was. Ook al werd er dankzij de sprekers uit Afrika, Amerika en Azië geprobeerd een globale dimensie te geven aan het congres, werd dit door de inhoud van de lezingen vaak teniet gedaan. Al-Haj: “Veel landen schetsen de situatie in eigen land maar dit biedt de meeste toehoorders niets: het staat te ver van ze af. Als men de situatie in een globale context plaatst wordt het toegankelijker. Een lokale focus bieden is te oppervlakkig voor een wereldcongres.” Daarnaast is de situatie per land dermate verschillend, dat sommige landen buiten bepaalde probleemdiscussies stonden. Zo is de situatie in Zweden niet te vergelijken met de situatie in Nigeria als men spreekt over veiligheid en armoede.Toch werden er een aantal goede aanbevelingen gedaan en zal de ontwikkeling van WELA (World Educational Law Association/Agency) volgens De Groof een verschil maken. Deze vereniging zal dienen als een platform voor reflectie en debat, maar WELA zal ook staan voor een agency die internationaal wetgeving zal creëren en kan overzien. De organisatie moet actief onrecht kunnen voorkomen en zich bemoeien met organisaties die druk kunnen uitoefenen op o.a. overheden, zodat zij ook verantwoording op zich nemen. Wellicht is dit een mooi streven voor het volgende congres.