Het andere festival

Datum 12 september 2012

Schrijfster en filosofe Sara Kee bezocht deze zomer verschillende festivals en deelde haar ervaringen met ons. In haar laatste column bezoekt ze (bij toeval!) een laatste festival en kijkt ze terug op de zomer: 'Een festival is een beleving van opstijgen, loslaten, vervreemding en eenwording.' Lees hier haar eerder columns.

Schrijfster en filosofe Sara Kee bezocht deze zomer verschillende festivals en deelde haar ervaringen met ons. In haar laatste column bezoekt ze (bij toeval!) een laatste festival en kijkt ze terug op de zomer: 'Een festival is een beleving van opstijgen, loslaten, vervreemding en eenwording.' Lees hier haar eerder columns.Elk festival heeft een dresscode, ook als die niet op de flyer staat. De uiterlijke kenmerken van een subcultuur zijn in veelvoud gemakkelijk waar te nemen. Zo leerde ik op teknival het ‘tekno-matje’ kennen: de mannen hebben boven op het hoofd een normaal kort kapsel, maar dragen in de nek een paar rommelige dreadlocks. Ik had deze haardracht vaker gezien, alleen nooit beseft dat tekno zijn vader is. Maar ik denk ook aan de polo die op housefeesten van young urban professionals alomtegenwoordig is en aan Dance Valley waar de vrouwen gehuld zijn in bikini’s van zuurstokkleurig pluche. Je moet er maar op komen. Zelf ben ik, bij gebrek aan kapsel, tatoeages, piercings en een overdachte kledingkeuze, een vrij onopvallende verschijning. Ik los op in de overdaad aan imago. Behalve op Metro54, een hiphopfestival waar ik bij toeval terecht ben gekomen. Als nagenoeg enige blanke voel ik me bijna een infiltrant.  Terwijl ik hier nu juist niet in de rol van journalist ben. Een vriend doet er iets met street art en ik kom hem aanmoedigen. Natuurlijk maak ik ook een rondje over het terrein. Er is onmiskenbaar veel geld uitgegeven aan een professionele set up: een grote EHBO-post, kluisjes, locatie naast de Amsterdam Arena, goed geluid, overal beveiliging. Daartussen een overweldigende leegte. Er is nog geen kwart van het publiek op komen dagen waar het festival op berekend is. Bij elke bar staan drie mensen klaar om bier te tappen, maar niemand heeft dorst. De stoere mannen op het podium kunnen met hun glimmende spierbundels en overdadig goud niet verhullen dat een zekere treurigheid in de lucht hangt. Dit eendaagse feest duurt tot middernacht, maar druppelt om negen uur al langzaam leeg. Niemand wil eenzaam achterblijven. Op de verzadigde festivalmarkt heeft Metro54 geen houvast gevonden. Met een hoorbaar gesis loopt dit proefballonnetje leeg. Festivals zijn als tijdschriften. Er zijn een paar grote namen die iedereen kent: Donald Duck, Libelle, Playboy. Zij bieden niet per se geweldige kwaliteit, maar wel de zekerheid van een vertrouwd product. Een sterke formule kan je eindeloos herhalen. Daarnaast is er een wildgroei aan nieuwe lanceringen, die allemaal hopen ooit bij het establishment te horen. Dat de kans daarop klein is, houdt ze niet tegen.

Een festival is een risico-investering. Zeker buiten. De kans dat het regent is aanzienlijk. Voor de Donald Ducks maakt dat niet uit, die zijn lang van te voren uitverkocht, maar wee de nieuwkomers. De line-up, de locatie en de marketing kunnen nog zo goed verzorgd zijn, alleen wie de meteorologische loterij wint, kan het grote geld tegemoet zien. Als de feestgangers eenmaal binnen de hekken zijn, heeft het festival een horecamonopolie: men verkoopt wijn in plastic bekertjes voor vier euro het stuk. Alsof ze met die winstmarge de geflopte festivals ook moeten dekken.Commercieel zijn is geen zonde, op die toer wil ik niet gaan Als de bakker waar ik brood koop winst mag maken, geldt dat net zo goed voor het festival waar ik een dansje doe. Kwaliteit kost wat. Toch bekruipt mij bij sommige festivals het gevoel dat kwantiteit het uitgangspunt is. Juist dit zijn de festivals waar ik op straat posters van zie. Ze bevechten elkaar in de concurrentieslag om de feestganger. In deze zomerreeks was het mijn opzet om ‘het andere festival’, dat niet op aanplakzuilen hangt, onder de aandacht brengen. De Groene Amsterdammer van de festivalwereld, om binnen de metafoor te blijven. Niet omdat iedereen daar naar toe moet. Absoluut niet. Dit type festival is niet op zoek naar meer mensen, maar naar de juiste mensen, de liefhebbers. Het is toegankelijk voor iedereen, maar dat betreft deelnemers en geen observanten. Een constatering waar ik me een beetje ongemakkelijk bij voel. Juist ik heb die verborgen wereld in woorden willen vatten, heb hem uitgelegd aan vreemden. Nou ja verborgen, dat kan je moeilijk zeggen van festivals waarvan sommige de  tienduizend bezoekers overschrijden. Ook zij vertellen het thuisfront verhalen, enthousiasmeren vrienden om volgend jaar mee te komen. Wellicht heb ik met deze columns een aantal nieuwe liefhebbers wakker gemaakt, die de proef op de som gaan nemen. En anders is het ook geen schande een blik te werpen in een onbekende wereld die underground, psychedelic of anarchistisch is.Ik houd mijn lezer een paar nieuwe smaken voor, ik prijs ze aan, maar proeven kan hij niet. Het voelt soms of ik een leek de geur van koffie beschrijf. Ik ruik het zodra ik er aan denk, maar het uitleggen is een onmogelijke onderneming. Een festival is een beleving van opstijgen, loslaten, vervreemding en eenwording. Daar kan ik eindeloos over vertellen, maar niets evenaart het meemaken. Volgend festivalseizoen zijn er nieuwe kansen. Ook voor mij. Mocht je me tegenkomen, zal ik je niet opvallen, want ik ben onherkenbaar vermomd in mijn rol als deelnemer.

Sara Kee (1984) is schrijfster en filosofe. Ze schreef voor De Groene Amsterdammer, maakte de documentaire Wavumba - zij die naar vis ruiken en reisde de hele wereld rond. Haar eerste bundel reisverhalen verscheen onder de titel Reis! Alleen over de wereld (2012). Lees verder op www.sarakee.nl. Deze columns verschijnen in samenwerking met hard//hoofd.