Jimmie Durham: Indiaanse kunst ontmaskerd

Datum 19 juli 2012

deBuren en het M HKA nodigen jonge schrijvers uit om een column te schrijven over de overzichtstentoonstelling 'Jimmie Durham: een kwestie van leven en dood en zingen'. Lisa Vanhaeren doet alvast mee en vraag zich af: is Durham wel een 'echte' Indiaanse kunstenaar?

De Amerikaans-Indiaanse kunstenaar Jimmie Durham is een verward kunstenaar. Zo introduceerde hij zichzelf althans in een sculpturaal zelfportret dat hij maakte in 1986, waar hij een levensgrote kopie van zijn eigen, naakte lichaam volkladde met opschriften. Die verwarring stamt grotendeels uit de moeilijke situatie waarin de kunstenaar zich bevindt: als Cherokee Indiaan wil hij graag ‘gewone’ kunst maken, die niet per se als Indiaanse kunst wordt aanzien. Maar het blanke publiek dat zijn kunstwerken in musea bezichtigt, lijkt niet te kunnen loskomen van de etnische identiteit van de kunstenaar. Maar, is hij wel een 'echte' Indiaanse kunstenaar?

M HKA bekroont haar jarenlange vriendschap met Durham met een grote retrospectieve tentoonstelling, waarin zowel iconische werken als privéstukken van zijn hand worden getoond, in een zoektocht naar antwoorden op vragen rond kunst en identiteitWat meteen opvalt aan Durhams kunstwerken is de belangrijke rol die de taal inneemt. Heel wat werken worden gedecoreerd met een verfrommeld briefje waarop Durham met zwarte stift een aantal woordjes ter uitleg heeft toegevoegd. Deze briefjes worden dan ostentatief op een kunstwerk gekleefd, met de bedoeling de toeschouwer aan te spreken of  verduidelijking te verschaffen. Zo voegde Durham volgend citaat toe aan een werk bestaande uit een kleine verzameling gekartelde stukjes glas (1997):

'I found these pieces of glass just outside what I believe must be the Villa Borghese, in Rome.** Of course you may be critical of this work, but I think you should not be unkind.'

Durham is zo zelf erg aanwezig in zijn eigen werk: de kunstwerken staan haast nooit als geïsoleerde artefacten in de museumruimte opgesteld.  De kunstenaar waakt over zijn creaties, en zorgt dat ze door de bezoeker op een ‘juiste’ manier gepercipieerd zullen worden.

Ook gebruikt hij de taal om trieste waarheden over het Indiaanse koloniale verleden te reveleren. Zo voegt hij ook  citaten toe in Cherokee, die net de ingewikkelde relatie van een Indiaanse kunstenaar en een overwegend blank publiek moet veruitwendigen. Die tekstjes kunnen immers niet begrepen worden door het merendeel van de toeschouwers, waardoor de taal haar kracht als communicatief middel plots verliest. In plaats daarvan wordt het een middel van uitsluiting, waarbij de ene groep iets begrijpt wat een andere groep volledig ontgaat. Of zoals ook te lezen staat op het werk Various Elements from the Actual World (2009), een groot canvas met allerlei steenfragmenten:

'Warning: Words are used to conceal as much as they are used to reveal.'

Durham lijkt als geen andere kunstenaar te beseffen op welke manier hij de taal als strategie, als middel kan gebruiken om de thema’s die hij ook visueel tracht aan te kaarten kracht bij te zetten.

 

Want in vele werken komt precies de identiteitskwestie van de kunstenaar zelf naar boven: als Cherokee Indiaan wordt hij in Amerika grotendeels doodgezwegen en genegeerd, terwijl de 'altruïstische en rechtschapen' Europeanen de arme Indiaan maar al te graag aan de boezem drukken. Durham benadrukt echter de ambigue manier waarop hij door dat blanke publiek wordt onthaald: vaak maakt hij werken die er visueel dan wel als ‘typische’ Indiaanse werken uitzien – met felle kleuren, repetitieve patronen en dierlijke iconografie – maar die tegelijkertijd een Westerse perceptie onderuithalen. Hij problematiseert de categoriserende en zelfs racistische blik waarmee het blanke publiek zijn werken bekijkt; zijn kunstwerken geven net uiting aan zijn poging aan die Westerse blik te ontsnappen.

 

Het werk Tlunh Datsi (1985) toont zich exemplarisch voor Durhams subversieve manier om het tapijt vanonder de Westerse perceptie uit te trekken. Deze sculptuur werd geconstrueerd uit een met felle kleuren beschilderde dierenschedel, gedecoreerd met veren, reminiscent aan een traditionele Indianen hoofdtooi. Durham speelt met dit werk in op de verwachtingen van het blanke publiek: een Indiaanse kunstenaar maakt toch zeker ‘typisch’ Indiaanse kunst, met referenties aan een authentieke Indiaanse cultuur?

 

Bij Durham is het echter altijd opletten voor ‘de val’: op schijnbaar onzichtbare wijze confronteert hij het blanke publiek met haar eigen verwachtingspatroon. Zij die de tentoonstelling van ‘de Indiaanse kunstenaar’ bezoeken, verwachten zich aan kunstwerken à la Tlunh Datsi. Maar zij die weten dat Durham net zijn etnische en artistieke identiteit wil problematiseren, lezen het werk heel anders: het wordt een subversief werk dat de typische Indiaanse iconografie gebruikt om een Westerse aan te klagen.

 

Ook een sterk aanwezige humoristische dimensie maakt dat zijn werk op een luchtige manier toch fundamenteel trieste kwesties kan aankaarten. Jimmie Durham kiest humor – in de vorm van snedige mopjes en een flinke dosis zelfspot – als strategie om pijnlijke waarheden rond kolonisatie, kunst en identiteit bloot te leggen. Vaak door het toevoegen van grappige zinnetjes die al gauw een glimlach op de lippen van de bezoeker kunnen toveren, slaat de onderliggende kritiek net harder toe.

 

Three Pretentious Rocks, dat bestaat uit een houten plank waarop drie stenen worden getoond met de onderschriften ‘doctor – lawyer – Indian Chief’ toont zich op humoristische manier toch erg kritisch: aan drie ruwe stenen worden absurde opschriften toegevoegd die de relatie tussen de Indiaanse gemeenschap en de Amerikaanse overheerser conceptualiseren: de dokter en advocaat – bij de meest gerespecteerde beroepen in Amerika – en het Indiaanse stamhoofd worden op gelijke hoogte geplaatst.

 

De kunst van Jimmie Durham toont zich altijd een bijzondere uitdaging. Zijn kritische visie op de relatie tussen zijn niet-Westerse afkomst en de Westerse dominantie, en de ambigue verhouding tussen een niet-Westerse kunstenaar en een Westers publiek uit zich in een kunstpraktijk die op een erg gelaagde manier zeer moeilijke thema’s tracht te behandelen.  Ook stelt hij op hoogsteigen manier vragen rond kunst en identiteit, en toont zich nooit vies van een stevig partijtje anti-Amerikaanse kritiek.  Zijn kunstpraktijk ontwikkelde zich zowel als een gevolg van de koloniale problematiek, en formuleert tegelijkertijd een kritische antibeweging hierop.

 

Wanneer een Westerse kunsthuis als het M HKA in Antwerpen het werk van Durham wil tentoonstellen, dan treedt zijn kritische kunstpraktijk al op voorhand in werking: de vraag naar de manier waarop een kunstenaar van Indiaanse afkomst binnen een Westers kunstdiscours kan functioneren, wordt door de loutere locatie van de tentoonstelling al gesteld.

 



Jimmie Durham zal ongetwijfeld nog vele jaren als een unieke kunstenaar aanzien worden. En verdiend.

Lees een uitgebreide versie van deze recensie op het blog van Lisa Vanhaeren.

 De overzichtstentoonstelling van Jimmie Durham is van 24 mei tot 18 november 2012 te zien.